zaterdag 22 september 2012

Anaxos & Ampelia

Naar het einde van de boulevard van Petra fietsen en daar je fiets stallen. Langs de kust naar Anaxos klauteren. daar de hel eboulevard aflopen en aan het einde een spectaculair slechtenescafe drinken - en dan het pad pakken naar Ampelios. Erg leuke, bij tijd en wijle spanennde route langs hoge clifs. Een enorme vogel die een minuut lang hoog in de lucht roerloos hangt, zo lang en zo roerloos dat je begint te zoeken naar het draadje waar hij toch wel aan zal hangen, denk je. Maar dan slaat hij met zijn vleugels. 

Afdalen naar het strand - blote billen in zicht: bij een tentje aan de uiterste rand van het strand.  Een heel klein meisje dat haar gezicht verbergt onder een t-shirt, haar mooie, slanke moeder die ons haar kont toekeert en haar vader die even verderop zit, over de zee staart en een handdoek over zijn kruis heeft gegooid. Tja. Een Grieks stel dat dacht dat ze aan deze kant van het strand onbespied bloot konden verpozen - maar wij kwamen dus van de andere kant, uit de bergen als het ware. Kunnen we ook niks aan doen natuurlijk.


zondag 16 september 2012

Medisch

Halverwege de vakantie laat ik mijn oren uitspuiten want ik hoor niets meer. Op advies van Eleonora (Ross Holidays, ongeevenaarde hostess) ga ik naar een buitengewoon efficiente, correcte en enigszins nichterige huisarts die deze klus voor 50 euro klaart - wat ik niet duur vind.
Een hele zitting is het nog, de dokter was zeker een half uur met me bezig. Ik zat op de behandelbank - wilde aanvankelijk gaan liggen maar dat hoefde niet:
'Ze gaan allemaal meteen liggen', grapte de dokter, om me op mijn gemak te stellen.

Maar ik moest rechtop zitten en de schaal vasthouden onder mijn oor, terwijl de dokter er hele liters lauw water in spoot. Gespannen maakte ik oogcontact met de jonge moeder die buiten op het terras zat te wachten tot het haar beurt was: ik zat tegenover het raam en daar hing geen gordijn voor dus ik kon lekker naar buiten kijken, de boulevard over en op de achtergrond de zee. En wie dat wilde kon naar binnen kijken, in de behandelkamer van de dokter.  Ik blij dat ik bij deze behandeling mijn broek mocht aanhouden.
Het was allemaal wel knus. We moesten wachten in de keuken, de dokter kwam zelf naar buiten toen hij ons zag zitten, om ons van het terras naar de keuken te sturen. De keuken was voor de toeristen, het terras voor inhemers. Er kwamen meer buitenlandse patienten: een moeder met een kind. Nederlands. Ach, als het lang duurde konden we altijd nog een eitje bakken. Of een borrel pakken, want er stond een ruime voorraad drank.

Af en toe liep de dokter zijn spreekkamer uit het terras op, om een sigaret te roken tussen zijn wachtende patienten en een praatje te maken. 

Platvloers

Het strand in de bocht bij de haven van Petra, in de zee zwemt een vrouw met een chihuahua op haar hoofd die ze zorgvuldig droog houdt. Hennie Huisman lookalike is er ook weer, met zijn zoon en zijn vrouw die eigenaardige maar ook wel gezellige dingen blijft doen met het bovenstuk van haar bikini. Ze schudt de zaak regelmatig op, zogezegd.

Er is ook een (mooie) vrouw met een (mooie) bikini van 'Bella Bong'. Wit. Op de ene tiet 'Billa', op de andere 'Bong'.Op haar broekje staat aan de voorkant 'Billa' en aan de achterkant 'Bong', wat ik wel weer jammer vind: andersom was leuker geweest. 

Een meeuw die op me toe vliegt terwijl ik de zee in zwem, hij komt van de havenpier af en koerst vlak boven het water recht op me af. Hitchcock, denk ik. The Birds.
Net vóór de vogel bij me is schijt hij in het water. Flats.
'Mis', denk ik.  

Poetisch...

Het huisje Tulipa, van Gea Gardens. Vlakbij de haven van Petra.
Op het terras van ons tuinhuisje zittend, kijkend over de tuin, de akker van de buurman erachter, de bomenrij tussen de percelen in, de bergen in de verte.
Musjes zo klein en fragiel als bloemblaadjes. Het gedempte en fragmentarische geluid van het verkeer verderop en de krekels in de verte. Vanochtend om acht uur de zee spiegelglad, kleine, doorzichtige visjes aan mijn voeten. Een meeuw die in rechte lijn, kaarsrechte lijn, vanaf de havenpier naar het strand vliegt, zijn vleugeltips met elke slag nét niet, nét niet, de zee rakend. Een kunststukje dat hem vanzelfsprekend afgaat. Ik ploeter door het water, blazend, proestend.

vrijdag 10 augustus 2012

Een motorongeluk op de boulevard van Petra..

De boulevard van Petra (aan de ene kant het dorp, aan de andere kant het strand) is tweebaans. In het midden een dubbele streep. Aan weerszijden een parkeerverbod. Maximumsnelheid 30 km. 
Niemand houdt zich aan deze voorschriften. Niemand. Fietsers niet. Scooters niet. Motoren niet. Auto’s niet. De politie niet. Iedereen scheurt er op los (links, rechts en door het midden), passeert zoals het uitkomt en de boulevard staat de hele dag aan beide zijden volgeparkeerd met auto’s, scooters, motoren en af en toe en ezeltje (dat is dan wel weer aardig).
Vroeg in de avond wandelen we naar het dorp, all dressed up want we gaan eten. We lopen aan de rechterkant en het is rustig. Aan de overkant draait een auto aarzelend vanaf zijn ‘parkeerplaats’ de weg op. Ik zie een motorrijder aankomen en denk over de auto ‘hij moet terug’.
Dat doet hij ook, aanvankelijk. De auto draait terug de berm in en de motor komt aanscheuren: vrij baan. Dan draait de auto ineens onverwacht scherp de weg op, zo scherp dat hij dwars op de rijrichting komt te staan. ‘Dat gaat fout’, denk ik en zeg ik tegen Carla die de andere kant op kijkt: ‘He?’

De motorrijder begint te remmen maar gaat te hard. De motor slipt zij-uit en hij geeft correct tegenstuur maar het is te laat. Met een doffe klap raak de motor zijdelings het voorspatbord van de auto (dat afbreekt, zie ik later). De bestuurder wordt door de snelheid en de klap uit het zadel getild en kwakt op de motorkap van de auto. Hij valt op de grond, staat op, valt meteen weer om. Staat weer op en wankelt. Ik snel op hem toe en grijp hem vast. Samen wankelen we naar de zijkant van de weg.  

Ik laat hem los, hij leunt tegen een hekje maar glijdt weg. Ik pak hem weer vast en zo staan we tegenover elkaar met de handen op elkaars schouders (we zijn precies even groot). Het is een jonge kerel met zwart sluik haar, geen typische Griek. Ik weet niet wat ik met hem moet want er is geen plek om hem neer te zetten, maar Carla haalt een stoeltje bij Coco’s cafe en daar zet ik hem op. Hij kijkt verward.

Ondertussen is de auto leeggelopen: vader (bestuurder), moeder, zoontje, oma. Vooral de oma bekommert zich om de motorrijder, de vader betoogt iets (later hoor ik dat ie meteen helemaal en totaal schuld bekende: hij zat zo fout als het maar zijn kan. Check.) We willen de jongen iets geven: water.
‘Nero’, prevel ik het juiste Griekse woord dat me spontaan te binnen schiet. De vader drukt de zoon geld in de hand en wijst op Coco: Nero.

We laten de motorrijder drinken. Hij kijkt me wat verlegen aan, ik woel troostend met mijn hand door zijn haren. Jaja. Hij heeft een snel dikker wordende zwelling op zijn rechterjukbeen, het wordt rood en paars maar bloedt niet. En zijn rechterbeen doet pijn: een flinke bult die alsmaar groter wordt op het scheenbeen. Maar verder lijkt hij het er goed te hebben afgebracht. Hij is ook erg rustig. Roept niet om politie oid en als ik naar zijn motor kijk snap ik waarom: geen kentekenplaat. Waarschijnlijk niet verzekerd dus.

Het wordt allemaal in der minne geschikt.  Kostas, de baas van Coco-Cafe, neemt de zorg voor het slachtoffer over en voert hem mee naar het cafe. Het gezin kruipt weer in de auto die nu voor de derde keer van start gaat, de weg opdraait, keert en wegrijdt in de richting vanwaaruit de motor kwam.

Carla en ik wandelen naar restaurant Platanos want daar hebben ze rabbit-stifado en ik was aan de beurt om te  kiezen waar we gingen eten.

op de foto: de boulevard & het verkeersbord. En Carla natuurlijk.

donderdag 9 augustus 2012

Gefopt of gefopt?

De ober van het terras 'Kantina' in Petra heeft het soort flegmatieke, Britse humor waar ik niet echt raad mee weet. We gaan zitten en hij komt de bestelling opnemen en omdat Car en ik het er al over gehad hebben, kan ik tegen onze gewoonte in meteen voor ons allebei bestellen: 'Ena cappuccino and ena fresh orange juice please', in het koeterwaals dat we hier gebruiken.
Hij kijkt naar Carla.
'For the both of us', kom ik tussenbeide.
'Aha', begrijpt hij. 'Two times.'
Ik knik lachend maar vraag me af of dit goed af gaat lopen. Fopt hij me of begrijpt hij me verkeerd?, maar hij loopt al weg en we zien wel want er is veel te zien: mijn oude vriend Hans van Tartwijk blijkt ook op het terras te zitten en vloeiend Grieks te spreken. Maar wacht, hij is het niet want hij steekt een sigaret op en dat zie ik Hans nog niet doen. Zal zijn broer wel zijn.
Dan bengt de flegmatieke ober onze bestelling: fresh orange juice en cappuccino voor ons allebei (voor de slechte verstaander: dus onze bedoelde bestelling twee keer). Ik moet grijzen: wat ga ik hieraan doen? Is hij serieus of neemt hij ons nu in de maling en wacht hij grinnikend af hoe ik ga reageren?
Tja, ik kan het misverstand aan de kaak stellen en verwikkeld raken in een eindeloze discussie waarin ik opnieuw niet weet of hij grappen maakt of niet. Niet cool, besluit ik: we doen alsof onze neuzen bloeden en drinken de dubbele bestelling gewoon helemaal op.

De foto is van een fraai affiche in Molyvos en heeft verder niets van doen met het verhaal.

Lesbos: geen vechtpartij. Net niet.

De eerste week, in Molyvos, met de kinderen en aanhang erbij, hadden we een eigen stuk strand. Dat klinkt luuks en dat is het ook, maar het is ook saai want je ziet niemand anders en dat is toch het leuke van strandzitten (afgezien van het strandzitten zelf): dat je vreemden in die intieme toestand van bijna bloot luieren, lezen, baden, afdrogen, insmeren, spelen, sporten, slapen & sluimeren onbelemmerd kunt bekijken.

Dat was beter geregeld in Petra, week 2 en 3. Daar liepen we van ons tuinhuisje in een paar minuten naar een openbaar stuk strand dat werd ge-exploiteerd door Coco, cafe-restaurant. Parasols, ligstoelen, tafeltjes en een mooie, vrolijke serveerster (Christanti) die alles bij je bracht. En vooral: andere gasten die je na de eerste dag herkende en elkaar aanwees:
'Kijk, Hennie Huisman is er ook weer', (een lookalike met een vrouw die voortdurend aan haar borsten zat te frutten: gezellig). 'En daar, Charles Bronson', (vijftiger met een mooie, veel te jonge vrouw. De gelijkenis zit 'm vooral in zijn gezicht en manier van bewegen, heel indrukwekkend). En een oude man die we 'de blote kont' noemden omdat dat het eerste was wat we van hem zagen en we hadden dat liever niet gezien maar we keken argeloos om op het moment dat ie (quasi decent) net z'n zwembroek uittrok. Blote Kont was wel een jaar of tachtig en kwam elke dag zwemmen met twee vrouwen: eentje van zijn eigen leeftijd en eentje twintig jaar jonger. Vrouw en dochter waarschijnlijk.

Een stel Vlamingen onder leiding van een dikke, luidruchtige bondine. Veel hard gelach. En Barbra Royle: 'Oh kijk Car, daar, die blonde, dat is Barbra, weet je wel, van de Royle Family.'
Dat was een Engelse sitcom van enkele jaren geleden over een aso-gezin, Londense Tokkies. Schitterende serie. Barbra was de moeder, een verlepte, kettingrokende blondine met slordig opgestoken haar. Hier in Molyvos is ze met een jongentje van een jaar of 7, 8, dat voortdurend wil stoeien met oma(?) Soms geeft ze toe en dan moet ze oppassen dat haar tieten niet uit haar bovenstuk vallen want ze heeft een decolette 'you can park a bike in' (dit beeld ontleen ik aan een boek van Martin Amis, dat je niet denkt dat ik al die shit zelf verzin).
Van dichtbij lijkt Barbra op Diana Keaton in haar nadagen. Een paar dagen later zien we haar vanaf een terras in het dorpje een jeep besturen. Heel verwarrend als iemand ineens in een andere rol en setting opduikt, ik had haar bijna geroepen.

Op een dag is het mis. Op het strandterras van Coco zitten drie stomdronken jongemannen, twee twintigers en een dertiger (dat is de gangmaker). Ze praten veel en veel te hard en drinken veel en veel te veel voor deze keurige gezinssetting en als Car en ik het strand oplopen zie ik Kostas, de eigenaar van Coco, zitten: een eindje achteraf, om de zaak in de gaten te houden. Ik weet dan nog niet dat hij de zaak in de gaten zit te houden want hij drinkt er ontspannen een kopje koffie bij, maar al snel loopt hij op het dronken gajus toe en maant tot kalmte. Ik ga overeind zitten en denk, als er stront van komt ga ik meedoen, gebeurt er weer eens iets. Maar voorlopig gebeurt er niets: ze zijn een stuk kalmer (Kostas is een grote man).

Kostas gaat terug naar zijn cafe, Chrisanti bengt weer bier naar die gasten en het gaat niet over maar het neemt toe: ze vallen andere gasten lastig en die reageren daar inadequaat op: te tolerant. (Jammer dat Charles Bronson er vandaag niet is, trouwens.) Dan komt de waardin van Coco (de vrouw van Kostas, ook van indukwekkend formaat) het strand op en leest ze op harde toon de les. Dat maakt geen indruk. Kostas zelf is zijn vrouw nagelopen en mengt zich in de schermutselingen en ik ga rechtop zitten: ha, misschien toch.

Maar Kostas lost het goed op. Hij praat op de gangmaker in (die nauwelijks meer op zijn benen kan staan van de drank), trekt hem overeind en voert hem mee het strand af, zijn arm vriendschappelijk maar uitermate dwingend om zijn schouder geslagen: afgemarcheerd naar de parkeerplaats. Kostas komt terug en wijst op de andere twee: moven. Dat doen ze, mokkend en treuzelend maar ontegenzeggelijk. Vanaf de parkeerplaats wordt ongeduldig getoeterd. Met piepende banden scheurt de auto even later weg en het is weer rustig aan het strand.

maandag 6 augustus 2012

Lesbos 2012: een slang!

'Primitief' is niet helemaal het goede woord, maar toch, het restaurantje staat achteraf, in het agrarische achterland van Molyvos. 'Pericles' heet deze familie-onderneming: vader moeder zoon dochter. Pericles is goed verstopt onder de wijnranken: ook als je er vlak vóór staat zie je het niet, maar wij kennen het van vorig jaar dus ons foppen ze niet. We zijn de eersten en samen met de ober (zoon) slepen we tafels door het grint van het terras om een goede schikking te krijgen voor ons zessen (vader moeder dochter + aanhang zoon + aanhang). Even wachten op het menu want de dochter is nog bezig de prijzen uit te gummen achter de gerechten die ze vandaag niet gaat klaarmaken, maar daar is het al. Wij zoeken naar wat wél beschikbaar is en dan zegt Carla ineens, verontrust maar niet in paniek: 'Gerard, een slang.'

Nondeju! Ik kijk opzij en zie een flinke, lichtgroene slang door het grint glijden. Zeker 80 centimeter en hij komt mijn kant op. Ik spring op en gris het fototoestel van tafel en stap naar achteren. Wat nu? Iedereen staat inmiddels overeind. De slang slingert door het grint, onder mijn gevallen stoel door, langs de tafel af naar een grote aardewerk pot die daar op zijn kop staat ter versiering. Er staat ook een paal om het luifel te ondersteunen en enkele grote stenen en wat plantjes, allemaal heel rustiek. Daar verstopt hij zich, op anderhalve meter van onze tafels.

Gaan wij nu rustig zitten eten? Ja, lauw loene. We verzamelen ons rondom de slangen-verstopplaats, op eerbiedige afstand dat wel. Ik met de camera in de aanslag aan de ene kant waar je een beetje eronder kunt kijken, zoon Willem aan de andere kant. Hij pakt de pot vast aan de bovenkant (die de onderkant is) en kijkt mij aan. Ik richt de camera en knik, hij trekt de pot voorzichtig aan één kant omhoog. We kijken eronder, maar er is veel te zien en het is niet erg duidelijk. Is dat daar de slang? Nee daar, dat beweegt. Willem laat de pot weer los, de ober loopt zenuwachtig naar achter en komt terug met zijn oude vader. Die is niet van de zenuwen en de paniek, maar draagt tuinlaarzen en heeft een messcherpe spade in zijn hand. Wij nemen wat meer afstand. Hij duwt de pot om, er is beweging in het grint en hij hakt er op los. Tsjak tsjak tsjak. We zien een stukje van de slang uit de wirwar kronkelen. Tsjak tsjak. Afgelopen. De vader wandelt terug naar zijn tuin, wij gaan aan tafel en de ober komt onze bestelling opnemen. ('Can we have snake for starters?')

Hij staat naast mij met zijn gezicht in de richting van de slangenverstopplaats. Wat verder naar achter is daar een schuurtje en een onduidelijke verzameling rommel en installaties. Ik kijk de jongen aan om mijn bestelling te plaatsen en zie zijn gezicht veranderen: van vriendelijk-aandachtig naar tamelijk-ontsteld naar dodelijk-geschrokken. Zijn mond valt wagenwijd open en zijn ogen zijn opengesperd. Hij laat zijn opschrijfboekje op tafel vallen en sprint weg, naar achteren.

Willem zegt later: in films is dit het moment waarop wij als onschuldige toeristen omkijken en BOEM, daar hangt dan de enorme kop van het vreselijke monster met opengesperde muil, klaar om toe te slaan. Nou inderdaad, wij kijken om en zien ... niets eigenlijk. Het schuurtje ja. De rommel erom heen ja. De installaties ook. Een straaltje water dat onder het schuurtje uitkomt - en dat is het wel.

Er volgt geen verklaring. De ober komt terug, wij plaatsen onze bestelling, even later brengt hij het eten en, met af en toe een schuine blik op de slangenverstopplaats, eten wij dat netjes op. (Op de foto's is geen slang te zien, overigens.)

'Pericles', in Molyvos, op Lesbos: een aanrader. Niet vanwege de keuken want die is doorsnee, maar (zonder grappen verder) vanwege de sfeer.

zaterdag 10 maart 2012

110. Kapotje? Kalotje!

Wie weet tegenwoordig nog wat een kalotje is? En wie weet tegenwoordig nog wat een kapotje is? Nou, dat kapotje, dat wisten wij want dat woord was toen veel en veel gebruikelijker en gewoner dan het tegenwoordige 'condoom'.
Condoom, dat was NVSH-taal, medisch. Er was natuurlijk wel een jongen op school die ze verkocht, stiekem, maar dat waren dus kaptojes. Spannend was dat, zo'n ding in je bezit. Je versleet het in je broekzak natuurlijk, want er was nog geen sprake van neuken, in die eerste jaren op de HBS.

En toen zei de leraar Nederlands Eligh ineens hardop in de les: 'KAPOTJE!' - dachten wij. Hij zei natuurlijk iets anders, maar dat nam niet weg dat de hele klas wakker schrok en de slappe lach kreeg. WAT zei hij????

Het ging om een gedicht van Guido Gezelle, iets over de natuur, een sloot, een waterbeestje dat over het wateropppervlak scheerde. Dat beschreef Gezelle. En dan beschreef hij ook dat beestje, als ik het mij goed herinner. Eligh droeg dat voor, declameerde enthousiast:
'... met het smalle kaloteken aan..'

En toen vroeg één van die pubers: 'Meneer, wat is een kaloteken?'
En toen zei Eligh volkomen argeloos: 'Dat is ons woord kalotje.'

Maar dat verstond de hele klas collectief verkeerd, als 'kapotje'.
Want wie wist nu wat een kalotje was? Ja, zo'n ding dat een frater op zijn kop had of zoiets, maar dat wisten alleen de misdienaars onder ons en die hielden natuurolijk angstvallig hun mond over die fase in hun carriere.
Onderdrukt geproest, slappe lach, zenuwachtig gegiechel. Geen aandacht meer voor Guido en Gezelle.

Ach, hoe onschuldig waren wij. Plezier konden wij nog hebben om de Engelse zin 'during a short lull', wat toch gewoon 'een korte tijdspanne' betekende, verzekerde de lerares Engels juffrouw Jansen ons. Een jaar later kregen we natuurkunde van Opgenoorth en die schepte altijd op over de hoeveelheid kapotjes die hij versleet. Volgende keer verder.

zaterdag 3 maart 2012

109. de mooiste juf ooit...

In de eerste klas van de HBS kregen wij tekenles van de mooiste juf ooit, juffrouw Weegels. Ik vraag me nu natuurlijk af of ze echt mooi was en ik zou daar geen eed op durven doen, maar ik weet wel dat ze toen de indruk wekte dat ze mooi was. Op jamesbondachtige wijze mooi, bedoel ik. Filmsterren-mooi, bedoel ik. Glamour, dat bedoel ik. En het was haar eerste jaar voor de klas.

Wat deed dat mens bij ons op school, in onze barakken aan het Stuyvesantplein? Het paste helemaal niet, juffrouw Weegels, en dat werd haar ook wel duidelijk gemaakt, met die zware, nadrukkelijke make up en dat haar helemaal opgestoken en die mantelpakjes en die lange, gelakte nagels... wij wisten niet wat we zagen en we wisten niet hoe we daarmee moesten omgaan. En dat heeft ze geweten.

In onze eerste klas, helemaal vol jongens, zat een rare jongen met een gebitje, een plaatje met zijn vier boventanden. Ik ben zijn naam vergeten, ik denk Tom, niet bijster slim want hij was blijven zitten en dat zou hij dit jaar weer doen dus toen verdween hij van schoool. Hij was een jaar ouder dan wij en hij deed vreemd. Hij wilde gangmaker zijn maar dat lukte niet en dan kreeg je van die schrijnende situaties. Maar bij juffrouw Weegels was het ineens wél leuk. Schaterlachend leuk. Hilarisch leuk. Totaal onverwacht slapstickachtig leuk.

In het tekenlokaal natuurlijk, met al die dure, verstelbare tekentafels in lange rijen achter elkaar en wij daar tussendoor krioelend (orde houden kon juffrouw Weegels niet). En opeens wordt het haar te veel, die chaos, dat kabaal, en valt ze totaal onverwacht uit tegen Tom.
Echt schreeuwen was het, herinner ik me. Dat ie z'n gemak moest houden en dat ze er genoeg van had en zo voorts. De klas viel helemaal stil en alle ogen richtten zich op Tom, die roerloos rechtop achter zijn tekentafel zat.

En toen iedereen naar hem keek en juffrouwe Weegels klaar was met haar tirade, toen viel de mond in zijn blozende, bolle toet open en kletterde zijn gebitje op zijn tekentafel. Ontzet keek juffrouw Weegels naar dat rare, obscene ding dat daar ineens op tafel lag, en het duurde zeker drie tellen voor de eerste van ons aarzelend begon te lachen.

Ik geloof niet dat juffrouw Weegels het hele schooljaar heeft volgemaakt.

vrijdag 24 februari 2012

108. De beha van Jeske

Dit moet in de tweede geweest zijn want ik zat het eerste jaar in 1m en daar zaten geen meisjs in (ze nummerden de klassen op het Stuyvesantplein toen nog gewoon door met die van Paulus aan de Wandelboslaan, vandaar 1m). In 2k wel! Dat was veel leuker natuurlijk. Ik herinner me de nauw bedwongen opwinding die door de jongens ging toen Fransje de Brouwer (die in de bank achter haar zat), het bericht doorgaf: 'De beha van Jeske is los!'
De beha van Jeske! Wow. Dat sprak tot de verbeelding want Jeske had grote borsten, de grootste van de klas. Ik weet nu, achteraf, niet of ze ook wserkelijk groot waren of alleen maar in vergelijking met de rest. De boodschap ging als een windvlaag doorde klas en allee aandacht was ineens gericht op één punt. We hielden onze adem in en toen stak Jeske haar vinger op:
'Jeske?'
'Meneer, mag ik even naar de wc?'
Dat mocht normaal gesproken nooit, dat deed je maar in de pauze, maar iets op haar gezicht moet de leraar hebben overtuigd van de urgentie in dit geval, want ze mocht.
En toen?
Toen niks.
Ze liep de klas uit en keerde na een paar minuten weer terug, is all.

dinsdag 21 februari 2012

107. Eén geschiedenisleraar: Derwigh

Net zoals er (eigenlijk) maar één leraar Nederlands rondliep (zie nummer 105), zo was er ook maar één leraar geschiedenis en dat was Derwigh. Ik heb ooit geschiedenis gehad van De Haan, meen ik mij te herinneren, maar dat was allemaal niks. Geschiedenis, dat was Derwigh.
Aardige man. Vriendelijk en kalend en een beetje verlegen. Wilde ooit van Gaby van der Aa, veruit het mooiste meisje in de klas, weten hoe groot zij dacht dat een bepaald leger was geweest. Zal wel van Napoleon geweest zijn, die enorme legers als gevolg van de levée en masse.
Dus hij zei, vriendelijk naar haar overbuigend:
'Nou, hoe groot, schat je?'

Tja, die spatie tussen 'schat' en 'je', die ontging ons even, en Gaby ook, dus die zei, beetje lacherig: "Schatje?'
En Derwigh kreeg een kop als vuur, werkelijk donkerrood werd hij.
Wij lachen natuurlijk.

zaterdag 18 februari 2012

106. Gevallen vrouw! Dikke pret.

Marieke van Nimweghe, ze schrijf je dat geloof ik. Een middeleeuws spel. Eligh liep er mee weg en droeg het ons voor, vol frivole pirouettes - met zijn logge lichaam. Marieke werd door de duivel verleid (een soort loverboy) en ging als gevallen vrouw met hem op pad. Naar Antwerpen meen ik, en wij waren nog net te bleu om te denken 'good for you, een paar wilde jaren'. Maar Marieken was niet helemaal verloren want ze behield de eerste letter van haar oude naam, ze noemde zich in haar 'walk on the wild side' Emmeken. De M van haar oude naam, de M van Maria!

Eligh kon er helemaal lyrisch over worden en stak ons aan met zijn enthousiasme. En omdat onze barakken vlakbij een kerk stonden (Broekhoven 1, staat er nog steeds) werd zijn voordracht soms begeleid door luide kerkklokken - als er een begrafenis was of zo. Zonder aarzeling nam hij deze boodschap van boven op in zijn relaas - wat tot een gedempt applaus leidde in de klas.

Zijn enthousiasme en inzet hadden ook een keerzijde: hij kon hard en onverbiddelijk zijn als je niet oplette. Als iemand zijn begeesterde betogen verstoorde met kletsen, dan was hij buitenproportioneel streng. Je moest er uit, en wel meteen! En je moest drie jaar lang elke vrije middag terugkomen of zoiets.
Wow, bij Eligh uit de les gestuurd worden, dat wilde je niet melden bij conrector Snoeren.

vrijdag 17 februari 2012

105. Piet Eligh

Er waren natuurlijk een hoop leraren op de dependance van het Pauluslyceum / later Cobbenhagen College, - maar tegelijkertijd ook niet.
Leraren Nederlands bijvoorbeeld. We hebben ooit les gehad van Pijnenburg, dat was hemeltergend saai. En van Maarse, die had ook een moeilijke start in het onderwijs. Maar iedereen wist dat er (eigenlijk) maar één leraar Nederlands was op de hele school: Piet Eligh.
Een unicum en toen hij lesgaf aan ons was hij bezig te promoveren op Marieke van Nimeghen of hoe je dat ook schrijft. Ja, hij wist dat wel natuurlijk. Onge-evenaard, Eligh. Waarschijnlijk is hij de oorzaak dat ik zo dol raakte op taal (kan ook aan mijn moeder gelegen hebben). In de vierde klas was hij onze klasseleraar en kocht ik voor zijn verjaardag een fles wijn en een boek (Hugo Raes, De Lotgevallen). Ah, wat was hij vereerd.
'Ik zal het één lezen onder het genot van het ander', zei hij triomfantelijk.
Eligh droeg voor. De hele Nederlandse literatuur droeg hij voor terwijl hij daar helemaal het figuur niet voor was want in alle eerlijkheid moet je zeggen dat hij er niet uitzag. Van middelbare leeftijd, brilletje, buikje, slecht zittende pakken. Olijke oogjes, dat wel. Pretoogjes. Kraaloogjes die glinsterden achter zijn brilleglazen. Echte shows gaf hij en daar kreeg hij een droge keel van en dan zei hij tegen een jongen op de eerste bank:
'Zeg kerel, ga jij eens een kopje koffie voor mij halen bij Toon.'
Toon was de concierge en dat deed je dan, verguld met die eervolle opdracht.

Ik herinner me veel uitspraken van Eligh, en ook als het niet klopt wat doet het ertoe want niemand kan dat nog corrigeren. Over de dichter Bloem, zijn gedicht Het verlangen. Eligh: de dichter kan zich niet neerleggen bij het leven zoals het is. Want ja, zo zit het leven in elkaar jongens en meisjes: op een gegeven moment moet iedereen genoegen nemen met wat hij heeft: dat huis, die auto, die vrouw. Maar de dichter kan dat niet, die wil steeds meer, steeds verder, steeds anders.'

Dat maakte toen wel indruk op me - ja, dat haal je de koekoek, daarom weet ik het nog natuurlijk.

dinsdag 31 januari 2012

104. De weg naar school - later

Die routebeschrijving hiervóór was vanaf de Trompstraat naar het Stuyvesantplein. Toen ik zestien was verhuisden we naar de Tobias Asserlaan: tilburg west, vlakbij de Westermarkt.

Ik zal die route hier niet op dezelfde manier beschrijven want ik wil niet ook de laatste lezer wegjagen, maar wat wel leuk was: korte tijd heb ik een brommer gehad, een Kapteijn Mobylette (naast een Puch of een Tomos was dat de enige brommer die je met goed fatsoen kon hebben) en dan probeerde ik van thuis naar school te rijden zonder één keer het gas los te laten. Dat was niet echt heel gevaarlijk, want dat ding reed, met gas helemaal open en wind mee, nog geen veertig.

Lang heb ik hem niet gehad, overigens. Ik kreeg een vriendin in Steensel en bromde daar dus wekelijks heen (toch wel 40 km), maar een keer van terugkoms begaf hij het, in Hilvarenbeek. Ik heb hem tegen de kerk daar geparkeerd en nooit meer opgehaald. Fietsen was toch leuker, vond ik - maar niet naar Steensel natuurlijk.

Het Cobbenhagencollege gaf les van 's morgens half negen tot één uur. Dan middagpauze tot twintig over twee: om tien voor half drie begon het middagprogramma van twee lessen, dus tot vier uur. Dat kostte nog een flinke sprint, elke dag: roetsj de school uit dwars door het centrum naar tilburg west. Brood eten. En hup terug. Ik weet nog dat Greet Clijssen mij daarom bewonderde, die woonde ook in west maar bleef wijselijk op school, tussen de middag. Een mooie blonde was dat, Greet.

donderdag 26 januari 2012

103. De weg naar school.

Ik was twaalf en ging van de lagere (parochie-)school naar de HBS op het Stuyvesantplein, want ik kon, daar was men het wel over eens, 'goed leren.'

Oke, de HBS dus. Het Stuyvesantplein. Op de fiets. Met fiets aan de hand door het poortje (langs Pammie, de hond van de buren drie deuren verder die altijd luid blaffend tegen zijn hekje opsprong, hoe zachtjes je ook probeerde te doen, in het poortje) naar de Piet Heinstraat. Langs het betegelde plein dat aan het parochiehuis grensde en tussen de beide lagere scholen (jongensschool en meisjesschool) in lag. Naar links, vóór de meisjesschool af, langs de pastorie en de kerk, daar naar rechts. Heette dat ook Wassenaarlaan? Langs de zijkant van de kerk af, klein stukje maar, daarna linksaf de Ruyterstraat in tot de kruising van Nieuwstraat en Nazarethstraat (op de hoek van de stille frieteszaak van Den Buik).

Rechtsaf de Nieuwstraat in. daar stonden maar aan één kant huizen (van gaans: de rechterkant), de andere kant was één lange gemetselde bakstenen muur. Wat was daar achter? Geen idee. Jarenlang geen idee van gehad ook, me niet afgevraagd, maar het was de tuin van de nonnen van de oude dijk (Zusters van Liefde).

De Nieuwstraat kwam uit op de Varkensmarkt (van rechts kwam daar de Veestraat uit, onguur gebied). Bisschop Zwijsenstraat oversteken naar de Primus van Gilsstraat (op de hoek zat vroeger het magazijn van het Witgele Kruis waar tante Dinie jarenlang gewerkt had). Rechtsaf de Piusstraat in en meteen naar links (gevaarlijke oversteek): de Stevesantse straat.
Aan de rechterkant stond een mysterieus, schijnbaar verlaten gebouw, 'Wiley Drums'. Dan zag je rechts al de vuilgele barakken van onze school, maar je stond nu bij de 'hoofdingang'. Stelde niks voor maar wij mochten daar natuurlijk niet door naar binnen. Wij moesten met onze fiets naar rechts, geloof ik. En dan naar links het schoolterrein op.

In al die jaren dat ik daar gezeten heb (6 jaar, 1 keer blijven zitten), ben ik maar één keer te laat gekomen. Te laat komen paste gewoon niet bij me.

zaterdag 14 januari 2012

102. Nora den Blanken

Eergister, donderdag 12 januari 2012, advertentie in de krant dat Nora den Blanken is overleden.
Nora! Die kende ik vroeger, als vriendin van mijn oudste zus Fieke toen die op de meao zat. Mooie meid. Wat zeg ik? Prachtige meid. Ver out of my league en bovendien 3 jaar ouder. Maar je kon er mee lachen en ze komt ook voor in het boek van Peter Jansen: het boek twie.

's Morgens kwam ze bij ons langs om mijn zus op te halen en samen naar school te fietsen en dan kreeg ik een briefje in mijn handen geduwd. Om af te geven op de HBS waar ik toen zat, op het Stuyvesantplein. Aan Boele, hoe heette die ook al weer met zijn voornaam? Ik denk Paul. Paul Boele.

Woonde in Goirle en was moeilijk te peilen, hippe vogel. Toen al: donkere bril, hoge, strak gesneden broeken, on-Brabants taalgebruik. En hij ging dus met Nora.

Nora woonde in de Primitiefstraat, dat was aan de andere kant van de Oerlesestraat en wij waren er trots op dat we zo'n moeilijk woord kenden. Later ontdekte ik dat het de Piet Retiefstraat was.
Haar ouders waren van indische afkomst, geloof ik. In elk gegal geen brabanders, want toen ik er eens aan de deur was (briefje afgeven? Ik weet het niet meer) en aan haar moeder die opendeed vroeg: 'Is jullie Nora thuis?', dreef die de spot met mijn woordgebruik (zonder dat ik het in de gaten had):
'Ons Nora?', vroeg ze met een sterke nadruk op 'ons'. 'Ja hoor, ons Nora is wel thuis.'
Weer die sterke benadrukking van 'ons'. Wat een raar mens, dacht ik.
Weer veel later begreep ik wat ze bedoelde.