zondag 25 april 2010

27. 20 minuten!

Even wat anders. Een paar blogjes terug schreef ik dat het altijd zo druk was bij de melkboer inde winkel, zo tegen zessen. Hoe kwam dat - dan werd er nog gauw broodbeleg gehaald voor het avondeten, want dat was een broodmaaltijd.
En warm? Dat aten we tussen de middag. Een Tilburgse traditie: de fabrieken sloten tussen de middag een uur of langer, zodat de arbeiders naar huis konden voor het warme eten.
Maar dat moest dan natuurlijk wel tempo tempo naar binnen, want ze moesten allemaal weer teug naar de fabriek. Zo ging dat ook bij ons, trompstraat 7: met z'n vijven aten we een complete warme maaltijd in 20 minuten. Soep. Aardappelen-vlees-groente. Pap. Fruit. Want we aten goed, dat wel.
En dan om één uur allemaal weer naar school - naar de fabriek. Net als de rest van de buurt.

26. 'Nie doen.'

De straat verloederde: achter ons trok een gezin in met al snel één, toen twee en toen zelfs drie kleine kinderen. Als konijnen. Terwijl de vrouw gehandicapt was: ze trok met haar ene been en haar linkerarm stond krom.
Goh, dat dat ook kon, dat je dan toch gewoon kinderen kon maken en krijgen - als kleine jongen begreep ik er niks van. De buurvrouw had het beter geschoten, die zei tegen ons mam (ik scharrelde onzichtbaar maar wel binnen gehoorsafstand rond): 'Ze is zo geil als ze gehandicapt is'.
Later vroeg ik aan ons mam wat dat was: 'gehandicapt'.
Haar man, een lange, magere slungel, deugde niet. Hij handelde stiekem in drank, ontdekten we bij het spelen: zijn schuurtje stond vol kratjes bier. Daar verdiende hij blijkbaar goed mee, want ze kochten al vroeg een groot tv-toestel en dus zaten wij regelmatig daar. Tv-kijken op de woensdagmiddag. Soms hing er een rare lucht en rondkijkend waar die vandaan kwam of gewoon over de vloer kruipend, ik weet het niet meer, stuitte ik eens op een grote, witte po met daarin een grote, bruine drol. Daar kwam die lucht vandaan.
Een jongen uit de buurt (eentje van govers) iets ouder dan ik, vertelde eens dat ie gezien had hoe de vader die gehandicapte moeder vastpakte in de gang en onder haar rok greep, wat ze giechelend afweerde: Doe nie.
Het was duidelijk: de buurt verloederde maar het werd er niet saaier op.

zondag 18 april 2010

25. Opschrève bij de melkboer

Wij kregen altijd geld mee als je, vlak vóór 6 uur, nog gauw een ons belegen kaas moest gaan hslen bij de melkboer. Maar niet iedereen. Zo tegen zessen kon het gemeen druk zijn in de winkel ('Zuivelhandel', stond in een halve bood van zilveren letters op het winkelraam) en soms werden kinderen voor dat volle front geconfronteerd met de schulden van pa en ma. Dan hadden ze vele minuten lang gewacht tot ze aan de beurt waren, ze hadden hun boodschap gestameld, die was afgesneden en verpakt en werd overhandigd - nee, dat nog net niet, want de melkboer zei met het onsje sisiworst nog in zijn hand: 'heb je centjes bij je?'
'Opschrève', zei zo'n kind dan - en dan wist je het al.
De melkboer legde de boodschappen buiten bereik, draaide zich om en keek in het grote boek. Zag hij daar een bedrag open staan dan zei hij nee: 'Eerst centjes halen thuis. Zeg maar tegen jullie moeder dat er nog te veel opgeschreven staat.'
Je zag de aarzeling. Wat moest dat kind nu? Thuiskomen zonder worst betekende misschien wel slaag. Maar er zat niets anders op: de papieren zak met worst lag buiten bereik achter de toonbank, de melkboer draaide zich naar de volgende klant.
Afdruipen was het enige dat er op zat - en afdruipen werd het. De winkel zweeg.

24. Aflevering voor boven de 18.

Seks bestond natuurlijk niet in de jaren '50, in de nette Trompstraat, maar toch gebeurde er wel eens wat. Onderstaande heb ik van horen zeggen - uit tamelijk betrouwbare bron.
Er kwam een wijkhuis midden in de Jan van Galenstraat, onderdeel natuurlijk van een burgerlijk beschavingsoffensief, Nette meisjes uit de parochie gingen daar diensten draaien. Ze kwamen voor verrassingen te staan en de eerste was natuurlijk dat die lui uit de Jan van Galenstraat (die nu van 'schooiers' promoveerden tot asocialen') er helemaal niet op zaten te wachten. En dat lieten merken. Als volgt.
Hella was de beroepskracht in het wijkhuis, een mollige blondine van een jaar of twintig. Op de ochtend waar dit verhaal over gaat, ging ze informeren bij een gezin waarom een bepaald meisje niet op de speelmiddag geweest was, woensdag. Ze dacht slim te zijn door midden op de ochtend te gaan, dan was de man vast uit werken en kon ze alleen met de moeder praten.
Dus wat deed ze? Als er een bel geweest was had ze aangebeld, maar er was geen bel dus ze klopte op de deur en er was geen deurknop maar een klink dus toen ze vaag een vrouwenstem hoorde roepen 'Jè kom mar' ging ze binnen.
Ze gaat binnen en staat meteen in de woonkamer en in de woonkamer staat een bed en daar liggen pa en ma in en die liggen te neuken. Dat woord bestond overigens nog niet, toen. In het verhaal dat ik hoorde heette het: 'en die waren bezig', met een veelbetekendende blik erbij. Gelukkig wel onder de dekens, maar er staat nóg een bed in de kamer en daarin ligt de 18-jarige zoon van het stel - te kijken. Met zijn handen onder de dekens.
'Jè wè ist juffrouw', vraagt de vrouw een beetje moeizaam vanonder haar man. Hella os totaal verbijsterd en kan geen woord uitbrengen.
Dan vraagt de zoon op pesterige toon: 'Hèdde soms ôk zin juffrouw?'
'Jè, dan kreupt ur mar bij hôr, hij kan ut goed', grinnikt de moeder, terwijl Hellas bij zinnen komt en volkomen in de war de straat op struikelt.
Luid gelach vanuit het huis: 'He, doe de deur dicht', hoort ze nog maar ze gaat niet terug.

zondag 11 april 2010

23. De Trompstaat? Netjes houden!

Na dat gedoe met de buren (zie nummer 22) vroeg ons moeder een gesprek aan met de maatschappelijk werkster van de wonigbouwvereniging. Hoe zat het?
Hoe zat wat?
Wat waren ze van plan met de Trompstraat?
De mevrouw schrok van het verhaal over de buren met die maffe oma en hun nachtelijke vertrek om de schuldeisers te ontvluchten. Dat was niet de bedoeling. En wat ze van plan waren met de Trompstraat?
'Nou, we willen de Trompstraat eigenlijk wel netjes houden.'
'Als jullie dat van plan zijn dan zijn jullie op de verkeerde weg', vond ons moedere, maar ze was wel gerustgesteld en de verhuisplannen werden voorlopig vergeten. Ons nette bastion tussen twee asociale buurten werd voorlopig beschermd door de woningbouwvereniging - no worries.

22. Dès mèn fiets!

De straat verloederde. Achter ons woonden eerst ome Gerrit en tante Roosje (echte oom en tante) en die verhuisden naar een betere buurt. Wat kwam er voor in de plaats? Gajus!
Naast ons woonde buurman (Van den Bergh, aardige oude weduwnaar meteen inwonende ongetrouwde dochter, tante Jo) en die ging naar het bejaardentehuis (Koningsvoorde) en wat kwam er voor in de plaats? Gajus!
De nieuwe buren brachten een maffe oma mee die via het oude, wrakke poortje ineens bij ons op de plaats stond, met bevende vinger op de fiets van ons moeder wees en vol verontwaardigde overtuiging zei: 'Dès mèn fiets!' Wij geloofden onze oren niet en spijkerden het poortje dicht.
Een paar weken later informeerde de melkboer bij ons moeder: hoezat het met de buren?
Hoezo?
Ze hebben veel opgeschreven staan en ze doen al een paar dagen niet open.
Waren ze stiekem verhuisd, 's nachts. Hadden wij niets van gemerkt.

zondag 4 april 2010

21. Gazon! Vijver!

Bloemperken of moestuinen om het dieet aan te vullen, dat was het wel zo'n beetje qua tuin achter de huizen van de Trompstraat. Heggen ertussenin waar je gemakkelijk overheen kon praten en vaak ook nog met een verbindingspoortje zodat je makkeijk achterom kon bij de buren.
En toen ineens gonsde dat achtertuinenwereldje van opwinding: bij Swaanen, de buschauffeur van drie tuinen verder, gingen ze een gazon aanleggen. En een vijver.
Een gazon! Ik wist niet eens wat dat was, maar het bleek een soort grasveld te zijn. Alleen niet van dat lange gras maar kortgemaaid, net als een voetbalveld. Enfin, iedereen weet dat tegenwoordig maar toen was het nieuw. Of misschien niet helemaal nieuw maar wel: sociaal ongehoord. Een gazon, dat was iets voor rijke mensen. En een vijver al helemaal! Dat hoorde niet, in een gewone straat.
De tijden, zij veranderden!

20. Heggeschaar

In de Trompstraat hadden alle huizen een achtertuin, een flinke zelfs vanwege de Tilburgse traditie dat de arbeiders hun loon aanvulden met zelf verbouwde groente. Vaak waren het moestuinen dus, maar zo niet achter nummer 7. Bij ons bloemperken met floksen, zonnebloemen, rozen, seringen, margrieten. Etc. En een flinke berkenboom achterin, tot ergernis van de achterburen want die nam veel zon weg.
Tussen de tuinen stonden heggen, liguster denk ik. Geen prikkels in elk geval.
Heggen moesten natuurlijk geknipt worden en daarvoor had je een heggenschaar nodig, maar dat was een duur ding. En hoe vaak moest je een heg nou nog knippen? Zonde toch om daar zo'n duur instrument voor aan te schaffen.
Dus wat deden ze?
Ze legden hutje bij mutje en kochten met de hele rij één heggeschaar. Die kon iedereen gebruiken en na gebruik terugbrengen naar de centrale bewaarplaats: bij ons in de schuur.
Dat dat zo was en dat dat niet onze schaar was maar gemeenschapsbezit, dat bleek mij pas toen we gingen verhuizen en pa en ma overlegden hoe dat nu moest met die schaar. Konden ze die nu gewoon meeverhuizen?
Dat overleg was geheel overbodig want de buurt verloederde en niemand die nog wist dat die schaar commune-bezit was. De mensen die daar aan meegedaan hadden waren dood of verhuisd of hadden een schutting gebouwd om zich te beschermen tegen de nieuwe buren.