zaterdag 15 januari 2011

77. Snotjongens op de Karl Marx-Universiteit

De jaren '60 braken in Tilburg spectaculair door met de bezetting van de Katholieke Hogeschool - Karl Marx-universiteit heette die opeens en zo werd het ene geloof moeiteloos ingeruild voor het andere. En het ongelooflijke gebeurde - maar om dat te duiden moet ik wat verder terug in de tijd.
Onze pa had een bromfiets. Een auto was een imponerend bezit dat voor veruit de meesten onbereikbaar was, maar onze ome Toon rééd wel in een auto. Hij was privé-chauffeur van een wolfabrikant (Hilvarenbeekseweg, het witte huis dat sinds lang afgebroken is, waar nu het elisabethziekenhuis staat) en toen die failliet ging werd hij taxi-chauffeur.
Dat concept ontging mij, ik snapte gewoon niet hoe dat zat, een taxi, maar ik mocht wel eens meerijden in die grote, zwarte Mercedes, ik was tenslotte zijn petekind.
Toen werd de hogeschool bezet en kwam de minster van onderwijs (Veringa?) naar Tilburg - met de trein. Hij pakte op het station de taxi naar de Karl Marx-Universiteit en wij zagen de minister commentaar geven op het journaal van 8 uur. Wat zei hij?
'Nou, ik was wel nieuwsgierig naar wat de gewone Tilburgse mensen van die bezetting vonden dus ik heb het maar eens aan de taxi-chauffeur gevraagd en die zei het zijn verwende snotjongens ze moesten allemaal een trap onder hun achterste krijgen, nu kunnen ze studeren en dan gaan ze rotzooi trappen.'
En die taxi-chauffeur, jawel, dat was ome Toon. Het gonsde in de hele familie dat de minister ome Toon geciteerd had. En correct ook, volgens Toon: Dè is pursies wè'k gezegd heb.'