zaterdag 25 september 2010

63, De bakkersvrouw en de nachtmis..

Kerstmis is hoogtijdag voor de bakkersbranche, ook toen al, ook voor bakker Burgers dus, op de hoek van de Nieuwstraat. Veel ingekocht, veel omgezet tot op kerstavond, veel contant geld in huis. In die jaren was er eigenlijk alleen maar contant geld, volgens mij (Ja, en bij ons thuis was er altijd te weinig contant geld).
Goed, kerstavond. Tevreden bakkerijbevolking want goede zaken gedaan, nu moest alles nog worden opgeruimd en schoongepoetst en dat allemaal nog vóór de hele bubs naar de nachtmis gaat. Niet alleen het bakkersgezin, ook het gezin van de meesterknecht komt naar de zaak want papa moet tot het laatst meehelpen en dan gaan ze samen met het bakkersgezin naar de nachtmis. Het uur van vertrek nadert, iedereen heeft zijn zondagse goed aan en een dikke jas eroverheen en ze doen nog wat laatste, kleine klusjes.
Kom vrouw we moeten gaan.
Ja, even nog.
Kom nou, je treuzelt.
Nee, deze rekeningen nog inschrijven. Weet je wat, gaan jullie maar vast, ik kom zo.
Maar de knecht is ook nog bezig, achter.
Nou, mooi toch, dan komen wij samen jullie wel achterna.
En zo geschiedde in die dagen. Keurig opgedoft togen ze naar de nachtsmis in de kerk van de Trouwlaan, het bakkersgezin zonder vrouw en het knechtengezin zonder man. En er tussenuit knepen ze, de bakkersvrouw en de meesterknecht - met medeneming van de hele kerstopbrengst.
De parochie gonsde van de geruchten.

62. Gebakken schol.

Ach roomskatholieke jeugd. Vrijdag was vasten- en onthoudingsdag en die onthouding kon me gestolen worden want ik had er geen idee van wat daarmee bedoeld werd, maar dat vasten. 'Vasten' betekende 'geen vlees'.
Geen vlees, en ook dat maakte me eigenljk niet zoveel uit, zij het dat 'geen vlees' bij ons en bij iedereen in Tilburg betekende: vis. En vis betekende bij ons en bij iedereen in Tilburg: gebakken schol. Met botersaus. En gekookte aardappelen. En worteltjes.
Oh, erger kon het niet. Van die vieze, platte vissen vol graat, en dan die wat klonterige botersaus over je aardappelen en daar dan die worteltjes naast, weeig en weerzinwekkend en iets te lang gekookt tot bijna pap. De hel. Een puike reden om je geloof op te geven, in elk geval. Nooit meer vasten, nooit meer onthouding. En vooral: nooit meer gebakken schol.

zaterdag 18 september 2010

61. De feauteuil.

Ja, de t.v. was natuulijk ook zo'n aanschaf die een overgang markeerde: nog geen t.v. - wel t.v. (en iedereen kent die verhalen wel van het eerste toestel in de straat en dat dan alle kinderen uit de straat op woensdagmiddag in de voortuin naar binnen zaten te kijken naar het kinderuurtje. Bij ons in de straat had Swaanen de eerste t.v. en inderdaad, wij zaten op woensdagmiddag op het muurtje van hun voortuin.), maar eerlijk gezegd maakte de komst van de feauteuil (ik kan het niet ingewikkeld genoeg schrijven) meer indruk op mij. Dat was ook veel eerder en ik kan me weinig of niets herinneren van wat er eerst in de voorkamer stond, maar feit was dat we op een gegeven moment een feauteuil aanschaften. werd met veel bombarie aangekondigd dus ik was benieuwd en ik moet bekennen dat het een beetje tegenviel. Het was een rank stoeltje met glanzend houten armleuningen en pootjes. Rug en zitting waren bekleed met een leverkleurige, harige stof, waar in dezelfde kleur een patroon in was geweven. Onaangenaam aan je blote benen (korte broek), zonder meer. En ja, we moesten er natuurljk zuinig op zijn. Dat gezeur altijd, daar kreeg ik op d'n duur zo genoeg. Je moest altijd overal zuinig op zijn. Beh

60. De wasmachine.

De was was veel werk, elke maandag. Er stond een soort kuip-met-rotor in de schuur en er was een grote, koperen ketel en een primitief gasstel waar die op kon, om de was te koken. Ik had er als jongen geen sjoege van wat dat allemaal was en waar dat allemaal voor nodig was, maar iedereen ervoer wel dat de was als een soort doem over de maandag hing. Maandag wasdag. Alle huisvrouwen (er waren geen andere vrouwen, eigenlijk) in Tilburg deden maandag de was en dus kwam er op het eind van de ochtend roestwater uit de kraan, wilde de legende. Er was dan zoveel water verbruikt dat het helemaal van onderop moest komen en dan kwam er roest mee.
Wasmachine?
Jawel, er zou een wasmachine komen, begin jaren 60. daartoe werd een raadsman in de arm genomen, een bevriende loodgieter met een makkelijke, dominante babbel. Hij kon gewoon een hele avond vertellen, dat wij allemaal zaten te luisteren. Wat wist hij veel, dacht ik vol ontzag. Hoe de wereld in elkaar zat!
wat betreft de moderne wasmachines (die hij leverde en installeerde en repareerde en onderhield) ging zijn verhaal zo (in plat Tilburgs uiteraard maar ik vertaal het even): Laatst heb ik er eentje geleverd een eindje verderop, bij Van Gurp. Dus ik kom die man een paar weken later tegen en ik vraag: En, bevalt 't?
Nou Jan, hoe zal ik 't zeggen (hoezakkutzegge), de vrouw is er wel blij mee want nu hoeft ze al dat zware werk niet zelf te doen, maar ze is nog steeds de hele maandag bezig met de was. Dus ik zeg, Verrek, hoe kan dat nou?
En dan blijkt dat die vrouw 's morgens vroeg de was in het machine doet en dan gaat zitten wachten tot het klaar is. Ja! Dat duurt een paar uur. En ze heeft niet in de gaten dat ze ondertussen iets anders kan gaan doen, want ze is met de was bezig. Dus ik zeg, sjaak, zeg ik, die vrouw van jou....

zaterdag 11 september 2010

59. Ëén maal één is één.

Ha. Lager onderwijs aan de school van de Trouwlaan. Geen gemakkelijke klus voor de onderwijzers en niet altijd leuk voor ons, maar er waren ook knusse momenten, dat het allemaal vanzelf ging.
Hoofdrekenen. Niet: sommen maken, maar: de tafels van één tot en met tien van buiten leren. Door ze klassikaal op te dreunen. Dat gaf een mooi, resonerend gevoel in je buik, als we eenmaal de maat te pakken hadden en de hele klas in hetzelfde ritme meedreunde. Doen ze dat nog, nowadays? Met z'n dertigen tegelijk?
Eén maal één is één.
Twee maal één is twee.
Drie maal ......
en zo verder tot we bij tien maal tien waren. Honderd! Klaar!
En zingen met de hele klas was ook leuk. De meester op de blokfluit. Vooral meester van Dijk was muzikaal, maar ik kan me geen liedjes herinneren. Wel dat ik een keer alle sommen fout had, echt 100%. Dat was toen ik 's middags terug op school was nadat in de voormiddag iemand me was komen halen omdat onze pa in het ziekenhuis lag. Hartaanval.

58. Roomsche doelgroepen

Toen de beminde gelovigen niet meer uit zichzelf naar de kerk kwamen, gewoon omdat het moest of omdat het zo hoorde, begonnen de in de steek gelaten herders dingen te verzinnen om de kijkcijfers op te krikken. Het meest drastisch was natuurlijk dat ze het Latijn vaarwel zeiden en het altaar 180 graden draaiden zodat de priester voortaan met zijn gezciht naar het publiek stond, maar er waren ook subtielere pogingen om de kerkgang er in te houden.
Zo aanvaardden ze dat je niet meer elke dag de heilgie mis bijwoonde (ja, of je moest misdienaar zijn, of priester) en gingen denken in doelgroepen. Er kweam eenmaal in de week een gezinsmis. En een jeugdmis, gelukkig niet mer beatmuziek, maar toch.
Het mocht allemaal niet baten, natuurlijk en gelukkig. Dat hele rijke, roomsche leven bleek hol, niet gebaseerd op innerlijke overtuiging en persoonlijk geloof, maar op uiterlijkheden, rituelen en gedeelde gewoontes, en het verkruimelde roemloos op de maten van de modernisering.
Wat er van overbleef? Een kerk vol oude mensen, soon to die.

Genoeg over het geloof want volgens mij leest niemand dat.

zaterdag 4 september 2010

57: Rare dingen

Zijn er nooit rare dingen gebeurd tijdens een heilige mis? Ja, alsof zo’n mis zelf al niet raar genoeg was. Enfin, in mijn eersete jaren ging het er allemaal nog heel ouderwets aan toe. De priester las de mis uit een enorme bijbel die op een forse houten standaard lag opengeslagen, op het altaar. Hij deed dat met zijn rug naar de beminde gelovigen, die zagen alleen de achterkant van zijn kazuifel.
Ergens tussen de lezing van het epistel (oude testament? brieven van de apostelen?) en het evangelie (nieuwe testament) moest dat hele geval (bijbel + standaard) van de rechterkant van het altaar worden verplaatst naar de linkerkant. Waarom? Dat deed er niet toe, het was gewoon zo, het ritueel.
Dat verplaatsen deed de priester niet zelf, daar was de misdienaar voor. Dus je kwam overeind van je knielkussen aan de zijkant van het priesterkoor, ging de drie treden op naar het altaar toe, pakte het houten geval stevig beet, ging aan de zijkant die drie treden weer af, liep om het altaar heen (in het midden moest je stoppen, knielen en weer verder gaan), aan de andere kant ging je de drie treden weer op en sjouwde je het geval op het altaar. De eerste of de tweede keer dat ik dat moest doen voelde ik me er niet tegen opgewassen, ik zag mezelf al ruggelings met bijbel en standaard en al van de trap af flikkeren – zoals ook weleens gebeurd was, zij het niet met mij. Dat fluisterde ik dus tegen de priester, met hoogrode wangen en kloppend hart. Ik was er van overtuigd dat god zelf dit hoorde en zag, op datzelfde moment, en dat mijn onsterfelijke ziel ernstig gevaar liep.
Zonder op of om te kijken pakte de priester de standaard en zette hem hup aan de linkerkant van het altaar. Fluitje van een cent. Kraaide geen haan naar en ook god bliksemde of donderde niet door deze inbreuk op het ritueel. Ik haalde opgelucht adem.

56: Niet voor niets.

Het was natuurlijk allemaal niet voor niets, deze voorstellingen in de kerk van de Trouwlaan, niet gratis dus. De pastoor en zijn kapelaans moesten tenslotte ook eten. Dat begrafenissen en huwelijksmissen geld kostten, dat ging volledig aan mij voorbij. Maar in gewone missen werd gecollecteerd en op zondag werd ook plaatsengeld opgehaald. Dat leidde tot een scheiding der geesten (of eigenlijk: een scheiding der lichamen). De collecte, die was vrijwillig. Je kon gewoon je hoofd afwenden als de collectant zijn collectezak (een rode, fluwelen zak met een kwastje en een koperen rand aan een lange stok) voor je neus hield. Maar plaatsengeld was verplicht. Dat stond ook vast, er waren vaste tarieven en als je te veel gaf kreeg je wisselgeld terug. Hoe gering de bedragen ook waren (fl 0,05), er waren nogal wat parochianen die de kerk geen cent gunden en dus niet in de banken gingen zitten (want dan moest je betalen) maar die achter in de kerk bleven staan. Staan kostte niets! In onze ogen waren dat schooiers, maar de echte vraag is natuurlijk waarom ze überhaupt nog naar de kerk kwamen.