zondag 28 november 2010

72. De kapper (1)

De kapper (een herenkapper) zat in de Hesperenstraat, op een hoek (sinds de gasfabriek afgebroken is, is de lay-out daar ingrijpend veranderd. Ik zou het pand niet meer aan kunnen wijzen). Een kortaffe, chagrijnige man. Zo eens in de vier of vijf weken kreeg je geld mee en moest je erheen. Als je je vriendjes zo gek kreeg gingen ze mee, maar daar moest de kapper niets van hebben: 'Wie van jullie moet geknipt worden?', vroeg hij bars aan ons vieren.
'Alleen hij? De rest wegwezen dan, want als het hier vol zit dan denken ze dat ze lang moeten wachten en dan gaan ze op 'n ander.'
Als je aan de beurt was dan schroefde hij de stoel omhoog, deed een witte strook papier om je nek, dan veel te strak een glanzende cape die hij met een metalen klem vastzette - en dan nam hij je te grazen. Met de tondeuse schoor hij - zoem zoem zoem - de zijkanten en de achterkant van je hoofd bijna kaal, en met een schaar knipte hij de bovenkant kort. Knip knip manoevreerde hij razendsnel met schaar en kam. Hij vroeg nooit hoe het worden moest.
Klaar? Hij spoot je hoofd nat uit een metalen siphon met daaraan een steenrood rubberen slangetje met een knijpbal. zt zt zt zt. Haar in een lijnrechte scheiding gekamd en dat was het dan. Betalen en wegwezen, waar waren de vriendjes?
Je hoofd voelde nog wel onwennig aan, met die strakke haren. En koud, in de winter, met je natte kop.

zondag 21 november 2010

71. Rijke oom.

De oudste broer van ons moeder had het gemaakt. Die was, zo werd vol ontzag verteld in de familieverhalen, rijk! Echt rijk! Zakken vol geld in de kelder, dacht ik als kind. Dat was natuurlijk niet zo, maar rijk was hij wel. Echt waar. Een self made man, een uitstekende machinebankwerker die ooit in een schuurtje voor zichzelf was begonnen, met een oude draaibank (alweer volgens de familieverhalen en misschien was het wel waar).
Ome Goof, samen met een partner richtte ie een bedrijf op dat nog steeds bestaat hier in Tilburg, maar ik weet niet of er nog familie bij betrokken is want het liep allemaal anders dan ome Goof bedacht had.
De zaak groeide en bloeide en naast nieuwbouw in Tilburg bouwde hij fabrieken in Bergen op Zoom en Reusel. Daar kreeg zijn oudste zoon Piet de leiding, om te oefenen voor later. Ah, die verhalen, leuke stuff was dat op familiefeestjes, die intens saaie familiefeestjes maar als ome Goof er was werd het leuk want die had heel andere verhalen dan de rest. Hij ging op zakenreis met Piet, naar Parijs, en maakte daar kennis met de Franse w.c.'s: 'Ginne pot, gin papier, niks nie. Dus ik hurkte maar zo'n bietje en trok m'n broek losjes op en ging bij de balie informeren hoe dè moes.'
Jazeker, geen woord Frans spraken vader en zoon, maar ze gingen naar parijs voor zaken en ze kwamen terug met contracten en dat werd dan natuurlijk breed uitgemeten als ons moeder jarig was. Wij hingen aan zijn lippen!
En toen ging Piet dood. Geheel onverwacht. Een forse streep door de rekening want Piet, dat was de troonopvolger. Die had het concern over moeten nemen. Never happened. Maar er gebeurde wel van alles anders.

zaterdag 13 november 2010

70. Paardenpies.

De schillenboer kwam met paard en wagen, een platte, open kar met opstaande randen van slordige planken. De melkboer in de eerste jaren ook, soms reden wij mee. Het paard deed alles uit eigen beweging: linksaf, rechtsaf, wachten bij oversteken, stoppen op de juiste adressen, weer in beweging komen als de melkboer aan kwam lopen. Eén keer begon hij ineens te plassen, een ontstellende hoeveelheid schuimende paardenpies die dampend naar het putje stroomde. De melkboer vertrouwde het niet: hebben jullie er soms met een stokje ingepord? Nee, dat hadden wij niet. Ik wist eigenlijk niet eens dat paarden plasten, geloof ik.
Al snel kocht ie een hemelsblauw volkswagenbusje, en vervolgens elke 4 a 5 jaar een nieuw.
De kolenboer kwam met een grote, open vrachtauto, de laadbak vol kolonzakken. De aardappelboer: ook zo, maar dan aardappelzakken in de bak.
De bakker (ja, de bakkersknecht, maar voor mij was hij de bakker) kwam op een gemotoriseerde bakfiets met een groot, houten deksel dat openklapte en een motortje dat steeds afsloeg en dan lastig weer aan de praat te krijgen was. De man van de huishuur kwam altijd te voet maar zal wel ergens een fiets gestald hebben. Boterboer Spierings, op vrijdagavond: op de fiets met een enorme doos vol boter. De visboer kwam niet langs, wel een knukelboer met een fiets waaraan tassen met knukels hingen.
Scharensliep? Geen regelmatige verschijning. In de zomer kwam soms de ijscoboer met zijn kar, en een heel enkele keer een orgel door de Oerlesestraat. Dan liep de buurt uit.

zaterdag 6 november 2010

69. Zuinigheid met vlijt - schijt 2.

Je mocht ook geen eten weggooien. Nooit niet. Oh heer, nee. Eten weggooien gold als doodzonde. Het was erger dan, dan.. Nou ja, het was héél erg en je deed het niet. Een ijzeren regel.
Al het eten ging op want wat niet op ging at onze pa op. De kindertjes in Afrika? Geen kans! Alles ging op. Wij waren onze eigen kindertjes in Afrika.
Ik herinner me mijn stille ontzetting toen ik een besmeerde boterham in de pedaalemmer zag liggen bij onze nicht Fia, in haar flatje aan het Westerpark, toen ik daar logeerde. Een boterham! Niet eens een sneetje brood dat zo beschimmeld was dat ze er zelfs in Afrika geen zin meer in hadden en het dus bij de schillen kon - nee, een besmeerde boterham met boter en beleg. In de pedaalemmer. Oh, die kwamen vast in de hel.
Ik biechtte het op bij ons mam als had ik zélf die boterham bij het vuilnis gegooid, en die bleek verrassend mild: "Fia moet zelf weten hoe ze haar huishouden doet."
Kijk, dat dan weer wel.