zaterdag 29 mei 2010

39. Behind enemy lines… (1)

Lees eerst 39, dan 38 dan 37 dan 36.
Zaterdagmiddag, dat betekende: op pad met de verkenners (ja, tot mijn twaalfde was dat natuurlijk op pad met de welpen, maar daar gaat het nu niet over). Ik was? 13 of 14. De pastoor Vromanstroep waren wij, waarom weet ik niet, en ons honk was in de Wassenaarlaan, een aanbouw aan het parochiehuis (in de andere aanbouw zat de bibliotheek). Meestal gingen we op de fiets ergens heen, speelden daar het spel van die dag en fietsten in colonne weer terug, maar om een of andere reden waren we die dag te voet in de Beekse Bergen en gingen we in de loop van de middag te voet weer terug. Niet slim.
De Beekse Bergen was toen nog niet het strandbad dat het nu is, met camping en huisjes en kermis en safaripark, het was gewoon een open duinengebied ten zuidoosten van Tilburg en het was best een eind lopen dus ik snap niet dat we te voet waren.
De kortste weg terug was dwars door de Vogeltjesbuurt en dat was tricky, dat wisten we allemaal maar we waren moe en we hadden gen zin in een omweg dus daar gingen we, zo’n 15 jongens van 12-16 jaar, in slordige verkennersuniformen – wat kon ons gebeuren?
Dat zou snel blijken.

38. Behind enemy lines… (2)

Lees eerst 39, dan 38 dan 37 dan 36.
De Vogeltjesbuurt was berucht. Beruchter dan de Veestraat of de Uitvindersbuurt of de Zeeheldenbuurt waar wij zelf vandaan kwamen. We wisten dus waar het over ging en dat we wat geluk nodig hadden want dat het uitcde hand kon lopen.
Fietsen deden we gedisciplineerd in een colonne, maar lopen ging slordiger: gewoon een langgerekte sliert met openingen en groepjes, die, toch wel aarzelend, een vreemde buurt met een slechte reputatie binnentrok. De jongsten hadden niks in de gaten, aanvankelijk, maar het ging vrij snel mis en het was nog onze eigen schuld ook.
Ergens waren wat jongetjes (jonger en dus kleiner dan wij) aan het voetballen en eentje van ons trapte de bal weg. De kinderen zagen die hele troep verkenners (zo heette dat bij de verkenners: je was de troep) en verdwenen ijlings – voor even. Ze kwamen met méér terug, maar vooral: ze haalden er enkele grote jongens bij. Nondeju. We waren er al voorbij maar we zagen ze komen en ons tempo ging ineens flink omhoog, alleen, we wilden (nog) niet gaan rennen.
De kleine jongens van het voetballen haalden ons het eerst in want zij renden er verbeten op los. De grote jongens liepen niet echt hard maar wel harder dan wij en eentje had een eind hout in zijn handen. We zagen vrouwen uit de ramen hangen en kinderen uit de weg gaan en we formeerden ons bliksemsnel: de kleinsten naar voren, de anderen naar achter, waar het gevaar dreigde. En doorlopen nondeju!

37. Behind enemy lines... (3)

Lees eerst 39, dan 38 dan 37 dan 36.
De kleine jongens sarden en spuugden, scholden en dreigden, begonnen uitdagend te duwen. En jawel, daar had er eentje een pats te pakken, van één van die van Horvers, een forse tweeling die er genadeloos op los kon slaan – onze troef, bleek al snel.
Er ging een soort gebrul op vanwege deze gewelddaad tegen één van hen in hun eigen buurt. Het groepje kleine jongens bleef afwachtend staan, de grote jongens (3 geloof ik) versnelden en eentje hief dreigend het eind hout.
Onze voorhoede sloeg nu echt op de vlucht, helemaal achterin stond de tweeling Horvers en nog enkele jongens, maar nog steeds waren we op doortocht, we stopten niet. Met een paar passen hadden de grote jongens ons ingehaald en ze sloegen meteen die van Horvers op z’n gezicht. Dat was niet slim want stante pede veranderde onze aftocht in een gevecht. Terwijl de voorhoede honderd meter verder en bijna in de relatieve veiligheid van de Broekhovenseweg, bibberend en bleek toekeek, gingen die van Horvers het gevecht aan: als gekken sloegen ze er op los en verrasten de grote buurtjongens met hun verbeten en totaal onverschrokken vechtlust. Met vertrokken gezichten en samengeknepen ogen en bijna huilend van woede gingen ze even te keer en weken vervolgens enkele meters terug, richting voorhoede. Maar nu gingen links en rechts voordeuren open en we zagen enkele volwassen mannen in de richting van het relletje lopen. De buurtjongens vielen opnieuw aan (onder gekrijs van de kleine jongens die evenwel buiten ons bereik bleven), maaiden met het eind hout en verdomd –eentje van Horvers lukte het om dat hout af te pakken en hij sloeg onmiddellijk en zonder nadenken en zo hard als ie kon de aanvaller frontaal op z’n kop. Eén twee drie keer. Die zakte op het trottoir in elkaar, ik zie hem nog gedesoriënteerd rondkruipen op handen en voeten, groggy. Even was het helemaal stil op straat.

36. Behind enemy lines ... (4)

Lees eerst 39, dan 38 dan 37 dan 36.
Dat gaf ons de gelegenheid om ons los te maken uit het gevecht en in blinde paniek rende nu de hele troep verkenners de buurt uit de Broekhovenseweg op. Een brede straat, niet meer de dreigende beslotenheid van de Vogeltjesbuurt. Maar niemand dacht er aan te stoppen of zelfs maar om te kijken. Rennen, de Ringbaan Zuid over. Doorrennen. Bij cafe Beth Kolen de Oerlesestraat in, langs het Transvaalplein af. Niemand kwam ons nog achterna, maar we bleven rennen tot we ons honk bereikten en opgevangen werden door de hopman.
We deden ons relaas, we toonden hem het stuk hout dan die van Horvers nog steeds in zijn hand geklemd had. Hij bekeek het zorgvuldig: er zat een grote bloedvlek op.
‘Nou’, zei hij, ‘Laten we dat maar in het kampvuur gooien. En als de politie komt weten we niets van dat stuk hout.’
Natuurlijk kwam de politie niet – het was ook een vreemd idee dat die van de Vogeltjesbuurt de wouten zou bellen. Maar jarenlang zijn wij met de verkenners met een wijde boog om de buurt heen gefietst.

zondag 23 mei 2010

35. Gymnastiekles

Bij Huize Nazareth was een gymzaal, bij ons op de lagere school niet dus wij gingen gymmen in de Nazarethstraat. Douches waren daar niet, gymkleren hadden wij niet. Dus?
Wij liepen netjes in de rij naar de gymzaal, daar trokken we onze schoenen en kousen uit en (als je die had) je bloes of trui. Je gymde in je hemd en je (korte) broek. Alle jongens op de lagere school droegen toen een korte broek, ook in de winter denk ik. Na afloop gauw weer kousen en schoenen en bloes aan en terug naar school.
Het moet gestonken hebben in de klas maar wij waren ons nergens van bewust.
Toen ik naar de HBS ging kregen we aparte gymkleding. Omdat Paulus een kindje was van Odulphus, was het gymtenue op het Pauluslyceum het omgekeerde van Odulphus: die hadden een rode broek met een witte bies, wij een witte broek met een rode bies.
Douchen was er nog steeds niet bij, op Paulus. Grote, ronde wasbakken stonden er en de gymleraar zag er streng op toe dat je je voeten waste. En vóór de les begon stelde hij ons op in een lange rij en liep hij achter ons door met een stok in zijn hand. Hij keurde de lengte van onze haren. Dit was 1965, de jeugd dreigde te ontsporen en het meest manifeste teken daarvan was 'bietelhaar'. De school deed zijn uiterste best ons in het gareel te houden. Tevergeefs.

34. 'Hofjes'

Herinnering van ons moeder aan de oorlog, nee, aan de bevrijding - dat een Canadese soldaat haar de weg vroeg maar ze verstond hem niet dus ze kon hem niet helpen en daar werd ie boos om. Maar dat ze hem niet verstond dat kon ze toch niet helpen? Waarom werd hij dan boos?
Ontdaan ging ze naar huis en daar legden haar oudere broers het haar uit, toen ze na nauwgezette ondervraging precies had verteld naar welke straat hij had gevraagd.
De jongens snapten het meteen: oh, hij vroeg naar de oranjestraat, dat is in de Koningswei, daar zitten de hoeren. Daarom werd ie natuurlijk kwaad, hij dacht dat je het niet wílde zeggen.
Ons mam was perplex, wist niks van de reputatie van de Oranjestraat.
De Koningswei stond slecht bekend en werd eind jaren 50 afgebroken, maakte plaats voor het Konigsplein etc. De bewoners werden geherhuisvest in de nieuwe wijk het Wandelbos, in een aantal straten die allemaal op 'hof' eindigden. In de Tilburgse volksmond was 'hofje' een tijdlang synoniem voor achterbuurt, tenminste, in de jaren '80 gebruikten mijn mts-leerlingen (bij de lessen over sociale stratificatie) het in die betekenis: Oh meneer, u bedoelt hofjes...

zondag 16 mei 2010

33. De oude dokter Franken.

Die automatiek (zie no 32) was zo ongeveer de eerste van Tilburg, volgens mij. Op de hoek van de Trouwlaan en de Korvelseweg, weggestopt in een verloren hoekje naast een café. Daar tegenover woonde d'n dokter.
Wie?
D'n dokter!
Onze dokter dus. Eerst (prehistorie) de oude dokter Franken (waar tante Dinie, zus van mijn moeder, diende), toen zijn zoon de jonge dokter Franken (idem). Onze huisarts dus, maar zo heette dat niet: onze huisdokter. En zo heette dat ook niet. Het heette gewoon: 'onze dokter'.
Over de oude dokter Franken, die natuurlijk al eeuwenlang 'onze dokter' was van ons pap en ons mam, deden allerlei sterke verhalen de ronde. Wonderbaarlijke genezingen! Hij heeft zich ook met mijn gezondheid bemoeid: bij mijn geboorte zat mijn linkervoetje tegen mijn kuit geplakt.
'Dokter, moeten we daar geen specialist bij halen?'
'Ach nee', suste de oude dokter Franken ons mam, 'Als je nou maar elke keer als je dat kind vast hebt, gewoon rustig over de voetje strijkt, zo, in de goeie richting, dan komt dat wel goed.'
Het kwam goed.

32. D'n Buik

Huize Nazareth was 2 of 3 straten verder: Wassenaarlaan, Ruijterstraat, dan kwam je bij de kruising met de Nieuwstraat, daar begon de Nazarethstraat. Op de hoek zat een bakker, Van Dijk, die zijn zaak ombouwde tot friettent. Een dikke man, d'n Buik heette hij de de volksmond, of in elk geval: zo noemden wij hem (ja, niet in zijn gezicht natuurlijk). Dit was al wat later, een jaar of 12 was ik toen. Hij had een mooie dochter (Gonnie), die hielp in de zaak en daarom hingen wij daar graag rond. Maar je mocht alleen in de zaak rondhangen als je friet at, of kroketten, dus het vergde nogal wat zakgeld.
wij zaten daar dan, 4 of 5 jongens, de vaste fanclub zeg maar, Gonnie achter de toonbank, d'n Buik ergens in het achterhuis. Als ie de zaak in kwam moest je snel iets bestellen anders moest je er uit. 'Gonnie, doe mij nog maar een kroket', riepen wij in koor als de deur openging voor de indrukwekkende gestalte van haar vader.
Als ze de kroektten er te snel uithaalde dan waren ze nog koud van binnen en dan kreeg je een nieuwe, nadat d'n Buik met een dikke vinger aan je kroket had gevoeld of ie inderdaad koud was, van binnen.
Zijn zoon opende later een automatiek aan het St Annaplein.

donderdag 6 mei 2010

31. Huize Nazareth.

De Nazarethstraat - die heette naar Huize Nazareth, een enorm gebouw dat de hele rechterkant van de straat besloeg en een tehuis was voor, tja, ik wist niet precies hoe / waarom die jongens daar zaten, maar het waren rotjongens. Een tehuis voor rotjongens dus.
Voor ons waren ze dat tenminste. We waren niet zozeer bang voor henzelf, maar ze waren altijd met veel meer, als ze naar buiten mochten: met een hele klas tegelijk dus 30 tot 40 jongens, en als wij buiten voetbalden, met hoeveel waren wij dan? 10 was al veel. Dus dat verloor je altijd, als die langskwamen en we zorgden niet dat we onze bal op tijd vast hadden (Zo heette dat en dat riep je ook: 'Bal vast Huize Nazareth komt er aan.') dan waren we hem kwijt.
Ja, er liep wel een frater mee die de zaak in de gaten moest houden, maar die liep ver achteraan en had niet in de gaten wat er speelde. Ik weet nog dat ik een keer riep 'Bal vast' en dat iemand antwooordde we hebben de bal al vast en dat ik zei oh dan is 't goed en dat ie toen antwoordde ja wij van huize nazareth.
Weer een bal kwijt.

30. Pas op je vingers!

Wat lag er in de huiskamer op de vloer? Zeil. Daarop een kokosmat. Daar stond de tafel op, in het midden van de kamer, aan vier kanten vrij. Rechte stoelen er omheen. Mooi spul, tafel en stoelen, want eigenhandig gemaakt door ome Jo, de meubelmaker van de familie en getrouwd met tante Rie, de enige zus van onze pa. Woonde in de Nazarethstraat, een lange, magere man met rood haar.
De tafel kon je aan twee kanten uitschuiven maar dat deed je niet want dan klemde je je vingers (onvermijdelijk) en dat deed zeer, echt zeer. (De vaste toevoeging aan: 'Schuif de tafel eens uit' was: 'Pas op je vingers'. Altijd tevergeefs.)
Een van mijn oudste herinneringen is dat papa in de keuken zit te huilen om de dood van oma. Die had de laatste jaren van haar leven bij ome Jo en tante Rie ingewoond en was daar midden in een donkere, stormachtige nacht gestorven. Maar waarom moest papa daar om huilen? Raadselachtig. Ik vroeg het mijn oudste zus (bron van wijsheid) en die zei: 'Oma was de moeder van papa.'
Kijk, dat was nieuw voor mij. Dat papa een moeder had gehad en dat dat oma was geweest. Dan was papa dus ook klein geweest? Moeilijk te vatten, maar nu begreep ik wel dat papa moest huilen. Je moeder dood, dat was erg!

zaterdag 1 mei 2010

29. Hygienisch.

Wij hadden aanvankelijk geen douche. Je waste je 's morgens (gezicht, nek, hals, handen)en trok je kleren van die week weer aan. 's Zaterdags werd je gewassen in de keuken, in een teiltje warm water.
Dat water kwam niet uit de geyser want die was er ook niet. Grote ketel op het gasstel, dan had je warm water. En dat wassen 's morgens? We hadden geen vaste wastafels maar commmodes met daarop een lampetkan vol water. Ja, ik snap ook wel dat dat klinkt alsof ik driehonderd jaar oud ben, maar toch was het zo. Je goot de lampetkan leeg in de schaal die erbij hoorde en met dat water waste je je (oe eigen). De slaapkamers waren ook niet verwarmd dus als het flink vroor zat er 's morgens een laagje ijs op het water in de kan.

(En, rare herinnering, de bovenkant van mijn dekens was dan ook bevroren want ik zweette nogal 's nachts en dat trok dan door het laken en de 2 dekens heen en daarboven gekomen bevroor het dus. Zei ons moeder. De haren van de bovenste deken waren dan hard en wit en voelden vreemd aan.)

28. Kermispot.

'Vakantie' als in 'met vakantie gaan' kenden wij niet, dat was meer voor rijke mensen. Maar wij woonden in Tilburg en wij kenden dus de kermis. Die was ook duur, trouwens - volksvermaak én duur. Dus wat moest je?
Sparen moest je!
Voor de kermis moest je sparen en dat ging via de kermispot. Een neef, een ijverige neef die vooruit wilde in de wereld (Gerrit van Fia) haalde elke week de kermispot op. Als ik het mij goed herinner: een knaak.
Hij kwam vrijdagavond binnen (hij kwam gewoon binnen, de voordeur had een klink zoals u weet) met de opgewekte boodschap 'de kermispot'. Hij kwam wel vaker op bezoek dus hij moest vanaf het begin duidelijk maken dat dit een heel specifiek bezoek was en dat hij niet lang bleef. Gerrit inde de rijskdaalder, tekende het aan in zijn boekje en was weer weg.
In augustus betaalde hij uit, ik weet niet of je rente kreeg en ik weet niet wat hij in de tussentijd met het geld deed: of hij het bij de bank wegzette en rente opstreek. In elk geval, aan het begin van de kermisweek was er geld in huis!