zaterdag 26 maart 2011

87. Pater Eymar in actie

Paters-capucijnen bestierden de parochie van de Trouwlaan, zo lang als ik me kan herinnneren. Chrysostomus als pastoor, een sympathieke, bedaarde man die buitengewoon goed op kon schieten met ons moeder. De oude pater Victorianus, ik heb hem al eerder in een stukje vernoemd. Wilde baard & wilde haren. Wel tonsuur natuurlijk, maar in de winter: sokken!
En een tijd lang was pater Eymard lid van het kwartet dat de pastorie bewoonde. Geen idee hoe je die naam schrijft, overigens.
Eymar was rossig: rossige haren, rossig baardje. En hij was groot, echt groot, misschien wel twee meter (hoewel je voorzichtig moet zijn met afmetingen van dingen en mensen die je je uit je jeugd herinnert.)
Toch was hij groot en dat kwam een keer goed van pas. Want apter Victorianus stond 's avonds vóór de pastorie, in de late avondzon als het ware, wat na te praten met een non, toen een dronkelap langs kwam lopen. Die nodig moest plassen en dat stante pede deed voor het front van de zuster en de pater, met zijn lul naar hen toegekeerd. Victorianus zei er wat van: dat dat toch geen pas gaf (ik heb dit verhaal van ons moeder en ik hoor haar dat zinnetje nog zeggen: 'die zéé er wè van, dè dè toch gin páás gaf.'). En toen greep de dronkenlap Victorianus beet om hem in het rond te smijten.
Maar de non hield haar hoofd koel en snelde de pastorie in om pater Eymard te halen. Die kwam en daarmee was het pleit beslecht, tegen zoveel pater kon de dronkenlap niet op.

zaterdag 19 maart 2011

86. Een vestingwerk van beschaving

De bibliotheek, het filiaal Trouwlaan in de vleugel van het patronaatsgebouw, was een vesting van beschaving in een onbeschaafde wijk. Het zag er ook echt zo uit: rondom bakstenen muren met pas op twee meter hoogte enkele smalle ramen met ijzerdraadglas. Dat was natuurlijk vanwege de boekenkasten die binnen tegen alle wanden stonden, maar evengoed was het resultaat: een vesting, een ongenaakbaar magazijngebouw. Stuurs.
Een smalle deur aan de zijkant tegenover de meisjesschool daar. Eerst van hout of spaanplaat, maar al heel snel onherstelbaar beschadigd: dat kon je intrappen. Als tegenmaatregel werden er doffe, zinkkleurige metalen platen op bevestigd, die kreeg je niet kapot maar er werden 's nachts wel eens vuurtjes tegen gestookt.
Achter die deur zat een klein portaal. weer en deur en dan kwam je in de leeszaal. Helemaal aan het andere einde was de administratietafel met bakken met kaartjes (zie vorige keer). Daar zaten de mevrouwen van de bibliotheek achter. Er moet ergens voor hen een wc geweest zijn, maar daar heb ik geen herinnering aan, aan een wc-deur bedoel ik.
Het was ons terrein, de bieb. Van de nette mensen uit de wijk. De schoffies kwamen hier niet - niet omdat het niet mocht maar ze hadden er niets te zoeken. Zij lazen niet, denk ik. En als ze lazen, dan stripverhalen - en die waren slecht voor de jeugd, die had de bieb niet en die mochten wij sowieso niet lezen.
Soms kwamen er toch rotjongens binnen, om te klooien. Die werden dan door de bibliotheek-mevrouwen weggestuurd en dat werkte altijd, voor zover ik me herinner. Eén keer werkte het niet en begon één van die jongens met een opengeklapt zakmes te zwaaien. Toen kwam de politie: de vesting werd verdedigd.

zaterdag 12 maart 2011

85: De bieb is niet voor niks!

Het gaat nog steeds over het bibliotheekfiliaal Trouwlaan. Eind jaren 50.
In elk bibliotheekboek zat aan de binnenkant van de kaft een driehoekje geplakt, de lange kant open. Daarin zat het kaartje van het boek. Als je een boek uitgekozen had en ermee naar de mevrouw van de bibliotheek liep, haalde zij dat kaartje eruit en deed het in jouw hoesje.
Dat hoesje was van stevig karton, donkerblauw meen ik. En de hoesjes van alle leden stonden netjes achter elkaar in een lage, houten bak. Die bak stond op de tafel waar de mevrouw van de bibliotheek achter zat. Gevuld met de kaartjes uit de boeken die jij had geleend, ging jouw hoesje dan in een andere bak.
De bibliotheek was niet voor niets. Ik denk dat je 2,50 per jaar moest betalen voor een jeugdabonnement. Dat deed je door elke keer als je een boek leende, 15 cent te betalen. Als je aan de 2,50 zat dan hoefde je geen geld meer mee te nemen.
Een vervelend omslachtig systeem vond ik dat, als kleine jongen. Toen ik een keer samen met een vriendje naar de bieb ging, betaalde hij in één keer die 2,50.
Verrek, dat kon ook, dat wist ik niet. Ik snelde naar huis om het tegen ons mam te vertellen: dat je ook in één keer die 2,50 kon voldoen.
Ja dat weet ik wel, zei ons mam, maar dat is me te duur. Ik heb zo maar geen rijksdaalder uit te geven. Dus ik moest terug met rode wangen van schaamte en netjes mijn 15 dent afdragen, en volgende week weer.

zaterdag 5 maart 2011

84. De kameleon!

Hoe kon ik die vergeten bij mijn opsomming van boeken die ik las tijdens de lagere school? (zie no 83) De Kameleon! De Friese tweelingbroers Sietse en Wietske (kloppen die namen?), ondeugende, olijke zoons van de dorpssmid. Die in het eerste boek een merkwaardiggevormde, wrakke boot aantreffen die ze wel mogen houden van hun vader en die ze helemaal zelf opknappen? En beschilderen met een mengsel van allerlei verschillende, oude verfkleuren zodat ie steeds van kleur verandert, al naar gelang de afstand?
En hun wat oudere vriend de boerenkecht Gerben, die mij een belangrijke les leerde toen het ging over een nieuw pak dat ie had gekocht. Een mooi, bruin pak van echte wol, hij was er speciaal voor naar de stad geweest.
De tweeling bewonderde het en veronderstelde dat ie daar wel lang naar gezocht zou hebben, allerlei winkels in de stad afgestruind?
Nee, zei Gerben, de eerste winkel het tweede pak was dit.
En toen heb je niet verder gezocht? (Let op, hier komt de les)
Nee, waarom zou ik, reageerde Gerben. Dan wordt het toch alleen maar moeilijker? Ik zocht een mooi, bruin pak dat me goed stond en als ik dat gevonden heb dan houd ik toch op met zoeken?
Dat ben ik nooit vergeten. Dank je wel Gerben! Als het goed is, is het goed. Als je vindt wat je zoekt, houd je op met zoeken - dat houdt het leven overzichtelijk.
Een satisfier, onze Gerben, geen optimizer. Niet iemand die (bezeten! wanhopig!) streeft naar maximale resultaten, maar iemand die snapt dat je gewoon, simpelweg, een behoefte kunt bevrerdigen en dat het dan goed is.
Heb ik me mijn hele leven aan gehouden: het betere is de vijand van het goede.