zaterdag 30 oktober 2010

68. Zuinigheid met vlijt - schijt!

De jaren '50: je moest altijd en overal zuinig zijn. Oh wat had ik daar de neus van vol. En nog, nog! Niet dat ik zelf niet zuinig ben in het dagelijks leven want zoiets nestelt zich diep in je mindset, maar es kotzt mich an, in goed Duits. Ik broed op een anecdote die dat goed uitbeeldt en die ik zo op kan schrijven dat de lezer er om kan lachen. Grinniken - boer met kiespijn: ja ja, die fucking zuinigheid.
Boterham met tevredenheid? Nee. Deze: de pindakaaspot. Die moest leeg.
U weet hoe dat gaat: je lepelt wekenlang ongegeneerd pindakaas uit de pot met je mespunt, maar vroeg of laat wordt het moeizaam schrapen: de pindakaas is bijna op! Nog één boterham. Vooruit, nog één sneetje dat kan nog wel. En dan wordt het echt moeilijk om nog tot een aanvaardbare laag pindakaas te komen.
Een verstandig mens begint er niet meer aan en draait een nieuwe, verse pot open (het genot om je mespunt te zetten in zo'n onaangeroerd, smetteloos oppervlak zachte, lichtbruine pindamoes). Maar nee, we zijn zuinig. Er zitten nog strepen pindakaas aan de potwand en in de richel bij de bodem, en pa gaat nauwgezet aan het werk met zijn mes. Systematisch gaat de mespunt op en neer langs de potwand, het hele potje rond: tik tik tik botst de mespunt steeds op de bodem. Tik tik tik ....TAK! We kijken allemaal op vanwege het afwijkende geluid en zien het verbijsterde gezicht van onze pa en de bodem van de pindakaaspot die, zorgvuldig losgetikt, over het tafelkleed rolt.

zaterdag 23 oktober 2010

67. Zondagse pak.

Tja, we droegen gewoon kleren zonder dat we daar veel over nadachten. Bloezen en korte broeken, behalve als het echt koud was in de winter. Dan een lange broek en een trui en hemd en borstrok. Zelfs het eerste jaar op de HBS ging ik in korte broek, net zoals de andere jongens in mijn eerste HBS-klas - 1m, de laatste eerste klas in de rij en een uitzondering omdat er alleen jongens in zaten. De leraren vonden het geen prettige klas,geloof ik. Onrustig. Een dominante doubleur Rob Franken, zoon van de fabrikant die dus mocht doubleren en troubleren en die tenslotte dmv bijlessen toch wel een diploma zou halen, dacht iedereen, want zo zat Tilburg wel in elkaar. Dat hoefde niet uitgesproken te worden - en toen waren ineens the times a'chancing. Die vlieger ging niet meer op, halverwege de jaren zestig.
Maar daar ging het nu niet om. Wat we droegen waren gewoon kleren waar niemand verder veel over nadacht. Je moeder legde die op maandagochtend klaar en dat droeg je dan de rest van de week. Mode? Nooit van gehoord in verband met mijn eigen kleren.
Tot en met zaterdag droeg je hetzelfde plunje, behalve de zaterdagmiddag want dan ging ik naar de welpen/verkennerij en had ik dus een uniform aan. Op zaterdag ging je 's avonds in bad (teil in de keuken) en dan kreeg je je pyama aan. Op zondag deed je je zondagse goed aan. Voor jongens: een pak. Aanvankelijk ook met korte broek, maar wel met stropdas.
Dat pak kon best een afdankertje zijn, een tweedehandsje. In mijn geval was dat in elk geval zo: ik had een rijke neef die een paar jaar ouder was en van hem kreeg ik de pakken. Die werden dan vermaakt tot ze min of meer pasten. Maar de schouders bleven te breed en de pijpen vielen niet goed omdat ze ingekort waren en daar was de omslag bij ingeschoten.
Was dat een lullig gevoel?
You bet. Maar ja, wat kun je er verder aan doen?

zaterdag 16 oktober 2010

66. Jan en Piet: in de naam van de vader....

Jan en Piet, twee oerhollandse jongens, onverschrokken wereldreizigers en koene avonturiers. Wie boekstaafde voor ons, derdeklassers, hun bloedstollende avonturen? Wie stuurde ons elke dag opnieuw om twaalf uur precies met een cliffhanger de straat op? Wie gooide elke dag weer bij het aanbreken van de middagpauze waarin je naar huis mocht en vervolgens ook weer terug moest naar de school van meester Van Ham, een huiveringwekkende kippevelwending het doodstille klaslokaal in?
Meneer Reese. Jawel, die van het onbarmhartige slaag (zie hiervoor).
Elke dag opnieuw gaf hij zo tegen twaalf uur, zeg vijf of tien minuten ervoor, het commando waar wij al uren op zaten te wachten: Opruimen!
De laatste jongen die nog voor straf naast zijn bank stond kreeg een oplawaai en vervolgens zaten alle jongens ongeduldig rechtop in hun lessenaar. Vertel, meester, vertel! Van Jan en Piet!
En dat deed hij. En wij hingen aan zijn lippen.
Hij begon precies waar hij de vorige dag was opgehouden, hij pakte die cliffhanger feilloos beet en liet Jan en Piet in de ene na de andere hinderlaag lopen - waar ze toch elke keer weer heelhuids uitkwamen dankzij hun hollandse slimmigheid en ingenieuze uitrusting. Diepzeemonsters, onderaardse kerkers, donkere grotten vol spinnenwebben, onpeilbare kloven, draken, vleermuizen, duizelingwekkende hoogten. onweer, octopussen met messcherpe tanden in hun muil, zeerovers, vergane schepen, wankele vlotten, krakende bruggen, leugenachtige herbergiers, dronken wildemannen: heel Indiana Jones kwam langs. En elke sessie eindigde precies hetzelfde. Net op het moment dat Jan en Piet weliswaar ontsnapt waren aan een bloeddorstige tijger maar daarvoor in een diepe kloof waren gedoken en nu uit lagen te hijgen en naar het plafond lagen te kijken van de geheimzinnige ruimte waarin ze terecht waren gekomen, merkte Jan ineens op dat er toch wel erg gemene, scherpe punten uit het plafond staken en toen zag Piet dat dat plafond langzaam maar zeker, centimeter voor centimeter, naar beneden kwam..en ze konden er niet uit... In de naam van de vader, de zoon en de heilige geest amen.
Want de ochtend eindigde met gebed en dat zette hij consequent op zo'n moment in. De hele klas knipperde met z'n ogen, zuchtte, maakte dromerig het verplichte kruisteken en bad netjes het weesgegroet mee, en ook nog een onze vader. Amen.

zondag 3 oktober 2010

65. 'Van jou hoef ik geen reep.'

De onderwijzers waren ook niet altijd even subtiel. Die in de derde sloeg erop los (zie hiervoor, ergens), maar vergeleken bij meester Kokke in de vijfde, was dat eigenlijk zo gek nog niet. Klappen, dat begrepen we.
Kokke was streng en gaf lage punten ('Een tien is voor god en een negen is voor mij', dus hoger dan een acht kreeg je sowieso niet - wat een hele schok was voor mij, gewend als ik was aan negens en tienen.), maar bovenal was hij hard en gemeen. Als je jarig was tracteerde je, geloof ik (ik herinner me dat niet echt heel duidelijk). Een snoepje voor alle kinderen en een reep (kwatta, mars, mekka, whatever) voor de meester. Dat was natuurlijk een heel ritueel, elke keer opnieuw. Met een zakje snoep alle rijen af en dan tenslotte met een reep in je hand naar voren, naar de lessenaar van Kokke.
Iets moeten we vermoed hebben, want toen Ton Horvers naar voren liep met de chocoladereep-met-nootjes, hield de hele klas (zuigend op de zuurtjes) hem in de gaten en hij ging met loodzware tred en Kokke deed het ongehoorde waar we op een of andere manier allemaal op zaten te wachten. Met de woorden 'Van jou hoef ik geen reep, doe jij eerst maar eens wat beter je best', weigerde hij de tractatie en Ton kon als een geslagen hond terug naar zijn plaats. Het was doodstil in het lokaal - maar dat was het meestal, bij Kokke.

64. Etre en avoir.

Het was natuurlijk een soortement gajusschool, daar aan de Trouwlaan, waar ook af en toe de politie kwam als er weer eens een jongen zijn zakmes gebruikt had bij een vechtpartij, maar er zaten ook veelbelovende jongens op, die 'goed konden leren', zoals de formule luidde. Die jongens werden in de zesde klas enkele uren per week bij elkaar gezet en dan kregen ze Franse les, van meester Van Dijk.
Dat was een rare zaak en ik begreep er niets van. Ik kon het natuurlijk wel leren, wat hij ons voorschotelde (je, tu, il, nous, vous, ils. Le garcon, La fille. La maison.) maar het drong niet tot me door waar het over ging. Dat het een andere taal was, dat ergens op de wereld mensen hiermee opgroeiden en als vanzelf deze woorden gingen gebruiken, dat kwam niet echt binnen. Maar ja, ik kon 'goed leren' dus ik leerde al die rijtjes gewoon van buiten, zonder te wten wat het was.
Op de HBS, in de uren Frans, duurde het nog enkele weken vóór ik het verband legde tussen de taal die Dhr Reijnen ons trachtte te leren en de lessen van meester Van Dijk - dat die over hetzelfde gingen.