Niemand
houdt zich aan deze voorschriften. Niemand. Fietsers niet. Scooters niet.
Motoren niet. Auto’s niet. De politie niet. Iedereen scheurt er op los (links,
rechts en door het midden), passeert zoals het uitkomt en de boulevard staat de hele dag aan beide zijden
volgeparkeerd met auto’s, scooters, motoren en af en toe en ezeltje (dat is dan
wel weer aardig).
Vroeg
in de avond wandelen we naar het dorp, all dressed up want we gaan eten. We lopen
aan de rechterkant en het is rustig. Aan de overkant draait een auto aarzelend
vanaf zijn ‘parkeerplaats’ de weg op. Ik zie een motorrijder aankomen en denk
over de auto ‘hij moet terug’.
Dat
doet hij ook, aanvankelijk. De auto draait terug de berm in en de motor komt
aanscheuren: vrij baan. Dan draait de auto ineens onverwacht scherp de weg op,
zo scherp dat hij dwars op de rijrichting komt te staan. ‘Dat gaat fout’, denk
ik en zeg ik tegen Carla die de andere kant op kijkt: ‘He?’
De
motorrijder begint te remmen maar gaat te hard. De motor slipt zij-uit en
hij geeft correct tegenstuur maar het is te laat. Met een doffe klap raak de
motor zijdelings het voorspatbord van de auto (dat afbreekt, zie ik later). De
bestuurder wordt door de snelheid en de klap uit het zadel getild en kwakt op
de motorkap van de auto. Hij valt op de grond, staat op, valt meteen weer om.
Staat weer op en wankelt. Ik snel op hem toe en grijp hem vast. Samen wankelen
we naar de zijkant van de weg.
Ik
laat hem los, hij leunt tegen een hekje maar glijdt weg. Ik pak hem weer vast en
zo staan we tegenover elkaar met de handen op elkaars schouders (we zijn
precies even groot). Het is een jonge kerel met zwart sluik haar, geen typische
Griek. Ik weet niet wat ik met hem moet want er is geen plek om hem neer te
zetten, maar Carla haalt een stoeltje bij Coco’s cafe en daar zet ik
hem op. Hij kijkt verward.
Ondertussen
is de auto leeggelopen: vader (bestuurder), moeder, zoontje, oma. Vooral de oma
bekommert zich om de motorrijder, de vader betoogt iets (later hoor ik
dat ie meteen helemaal en totaal schuld bekende: hij zat zo fout als het maar
zijn kan. Check.) We willen de jongen iets geven: water.
‘Nero’, prevel ik het
juiste Griekse woord dat me spontaan te binnen schiet. De vader drukt de zoon
geld in de hand en wijst op Coco: Nero.
We laten de motorrijder drinken. Hij kijkt me wat verlegen aan, ik woel troostend
met mijn hand door zijn haren. Jaja. Hij heeft een snel dikker wordende
zwelling op zijn rechterjukbeen, het wordt rood en paars maar bloedt niet. En zijn
rechterbeen doet pijn: een flinke bult die alsmaar groter wordt op het scheenbeen.
Maar verder lijkt hij het er goed te hebben afgebracht. Hij is ook erg rustig.
Roept niet om politie oid en als ik naar zijn motor kijk snap ik waarom: geen
kentekenplaat. Waarschijnlijk niet verzekerd dus.
Het
wordt allemaal in der minne geschikt. Kostas,
de baas van Coco-Cafe, neemt de zorg voor het slachtoffer over en voert
hem mee naar het cafe. Het gezin kruipt weer in de auto die nu voor de derde
keer van start gaat, de weg opdraait, keert en wegrijdt in de richting vanwaaruit
de motor kwam.
Carla
en ik wandelen naar restaurant Platanos want daar hebben ze rabbit-stifado en ik was aan
de beurt om te kiezen waar we gingen
eten.
op de foto: de boulevard & het verkeersbord. En Carla natuurlijk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten