zaterdag 14 mei 2011

93. Eerste communie

Ja, je eerste communie, die doe je, als je een vroom jongetje bent van zes. Of van zeven, dat weet ik niet meer. De eerste klas van de lagere school, ik was natuurlijk zes toen ik daarin kwam, maar meteen in oktober werd ik zeven. En wanneer deed je je communie? Hemelvaart? Ja, dus ik was zeven. En het viel behoorlijk tegen.
Wat wel weer leuk was, was dat ik een pak kreeg en dat we dat met z'n drie-en gingen kopen: papa, mama en ik. Gewoon op een doordeweekse dag naar de stad, onze papa had er een vrije middag voor genomen, iets wat ook al nooit gebeurde. Het draaide natuurlijk uit op C&A want de rest van de winkels was te duur, maar toch, het was speciaal en de verkoper deed zijn best. Ik een pak dus, met een korte broek en een strikje, ik denk dat het rood was. En óp naar mijn eerste heilige communie, zoals het officieel heette. Eerst moest er gerepeteerd worden met de hele klas en ook met de eerste klas van de meisjesschool erbij, want het moest wél goed verlopen. Aan dat soort rituelen hechtte de kerk veel waarde: het moest een mooie performance worden dus alles werd strak geregisseerd door de kapelaan-van-dienst: .
hoe we de kerk binnen moesten lopen (langzaam, in een rij, met gevouwen handen), in welke banken we moesten gaan zitten, wanneer we moesten opstaan, door het middenpad naar voren lopen, knielen op de communiebank, ogen sluiten, gezicht omhoog heffen, mond open, tong uitsteken - en daar legde de priester dan de heilige hostie op. Kauwen, doorslikken, opstaan, via het zijpad terug naar je bank en onderweg niemand aankijken, knielen, handen voor je gezicht slaan en zo vijf minuten blijven zitten. Dan was het klaar.
Wat?
Dat bedoelde ik met dat het tegenviel. Op een of andere manier had ik verwacht dat ons een soort verlichting ten deel zou vallen, dat god zich persoonlijk aan ons zou openbaren zodat je wist dat het goed zat, maar niets van dat alles. De officiele communie ging net zoals de repetities: perfect, maar er gebeurde niets. Geen donder geen bliksem geen opengescheurde tempelvoorhang. Anticlimax.
En toen ik vervolgens als misdienaar zes jaar lang achter de schermen van dat amateurtoneel had gekeken, wist ik het zeker: god bestaat niet en dat hele geloof is ergerlijke flauwekul.