zaterdag 26 februari 2011

83. De bieb

Het parochiehuis had twee vleugels. De linker was het honk van de verkenners (de welpen zaten daar op zolder), in de rechter zat een filiaal van de bibliotheek. Bij wijze van ontwikkelingshulp denkelijk, een soort beschavingsoffensief. Ik las me suf en dat ben ik mijn hele leven blijven doen, maar ik herinner me niet veel boeken uit die tijd. Alle Arendsogen natuurlijk, eerst van de vader daarna van de zoon. De Vijf. Pocomoto. Wat later kwam Karl May (ik weet nog steeds niet of je dat nu uitspreekt als 'mai' of als 'mee').
Het filiaal Trouwlaan zoals het officieel heette (ik wist natuurlijk niet dat het een filiaal was, voor mij was het gewoon 'de bieb') was alleen open op woensdag- en op zaterdagmiddag. Veel te weinig om mijn leeshonger te stillen. Een roman en één studieboek mocht je meenemen, als ik het mij goed herinner, en als ik mijn eigen boeken uit had dan begon ik aan die van mijn zussen. Meisjesboeken! Schitterend! 'Pitty het kostschoolmeisje', daar was een hele serie van en die verslond ik stiekem, want het mocht natuurlijk niet, meisjesboeken. Ik was tenslotte een jongen en die scheiding was er niet voor niets! In de bieb zelf werd dat ook streng bewaakt: de kasten met meisjesboeken stonden ver van de kasten met jongensboeken. Je kunt het je nu niet meer voorstellen maar de bieb-juffrouwen hielden dat goed in de gaten. Je mocht als kind niet in de kasten voor volwassenen zoeken, maar als jongen werd je ook weggejaagd bij de meisjesboekenkasten.
Tijden probeerde ik de bieb te slim af te zijn en méér boeken per week te lezen, door al klaar te staan bij openingstijd (woensdagmiddag 3 uur), bliksemsnel een boek te lenen, naar huis te rennen en als een bezetene aan het lezen te slaan. Als ik het vóór zes uur (sluitingstijd) uit had, kon ik nog gauw aan ander halen!

zaterdag 19 februari 2011

82. Angina Pectoris

Ons mam had vaak hoofdpijn, dat was een vast gegeven binnen ons gezin en op een bepaalde manier was het mijn schuld: mijn geboorte was niet helemaal vlotjes verlopen (ik bleek de helft van een tweeling te zijn maar de andere helft was al in een vroeg stadium gestorven) en in de nasleep daarvan werd haar baarmoeder eruit geopereerd en kwam ze versneld in de overgang. Zo heb ik het in elk geval begrepen.
Ons pap mankeerde nooit iets voor zover ik me herinner, tot hij ineens echt iets mankeerde en 's morgens niet naar zijn werk ging. Dat was ongehoord maar het verontrustte me niet, op dat moment. Ik was 10 of 11 en zat in de vijfde klas van de lagere school, bij meneer Kokke. Wist ik veel. Maar toen werd ik om een uur of tien uit de klas gehaald door een bleek schoolhoofd (meester Van Ham) vergezeld van Piet, de oudste zoon van ome Goof (de oudste broer van ons moeder).
'Oh', zei ik waanwijs toen ik hem in de gang van de school zag staan: 'Dan gaat het over onze pap.'
Het ging over papa en het nieuws was niet goed: hartaanval. 'Angina Pectoris' kwam ook nog langs als term voor wat hij had. Naar het ziekenhuis in de auto van Piet, met mijn zussen. Ons moeder stond al aan het bed waar papa in lag, bleek. Mijn zussen in tranen. Ik niet, geloof ik. Wel weet ik nog dat hij met een bibberige stem ons Fieke troostte: 'Maar meisje toch, kalm maar, je ziet toch dat onze papa er nog is.' Zoiets.
Jazeker, hij was er nog maar hij werd nooit meer de oude.
Ik ging terug naar school met het voornemen om er niets over te zeggen, dan kreeg je maar gezeur. Jaja. De hele school wist het want meester Van Ham had het omgeroepen over de geluidsinstallatie, dat ze moesten bidden voor 'de vader van gerard sanberg die vanmorgen met een hartaanval opgenomen is in het ziekenhuis'.
Die middag maakte ik al mijn sommen fout.

zaterdag 12 februari 2011

81. Schuifworst

Ik schrijf dit op zaterdag 12 februari. Afgelopen vrijdag hebben we ome Frans begraven, de jongste broer van ons moeder. 93 is hij geworden (niet bepaald jong). Zoals zijn oudste zoon Jack tijdens de herdenkingsbijeenkomst zei en wat mijzelf ook al door het hoofd geschoten was: met Frans ging de laatste van het gezin uit de Veestraat. Dat is nu voorgoed geschiedenis.
Ieder z'n eigen geschiedenis en ik kom hier zeker nog terug op de Veestraat, maar voor nu zij gezegd, namens ons mam, dat dat adres toen niet de lading had die het nu heeft, in Tilburg. Integendeel, zei zij altijd. Dat waren toen meer dan nette rijtjeshuizen, bestemd voor ambtenaren en zo.
Maar veel geld was er niet in het gezin Van de Sande en ik gebruik het begrip 'schuifworst', ook overgehouden aan de herdenkingsbijeenkomst van gisteren, om dat te illustreren.
Schuifworst is de oplossing voor het droevige gegeven dat een snee brood zoveel groter is dan een plakje worst en dat je toch maar één plakje worst mocht, op je boterham. Dus? Elke keer als je een hap van je boterham nam, schoof je met je bovenlip het plakje worst weg van de rand, zodat je er maar een klein stukje van meekreeg. Zo kon je een hele snee brood eten met maar één plakje worst. Schuifworst!

zaterdag 5 februari 2011

80. Een geniale hopman?

Op mijn twaalfde ging ik bij de verkenners, een vormende wijkactiviteit waar ik niet min over wil doen of denigrerend. Wat ik bij de verkenners geleerd heb, daar heb ik veel aan gehad. Doorzetten!
Ons honk was aangebouwd aan het patronaatsgebouw (in de andere vleugel zat een filiaal van de bibliotheek), dus zo ongeveer naast ons thuis. De verkennerij was sterk hierarchisch: de leider was de hopman die geassisteerd werd door enkele vaandrigs. Onder die algemene leiding kwamen de troepen: aangevoerd door patrouilleleiders en assistent-patrouilleleiders waren dat zo'n veertig gewone verkenners. Vier patrouilles waren er.
Je begon als adspirant, je moest ontgroend worden (tijdens het zomerkamp) om gewoon verkenner te worden. Was je eenmaal ontgroend, dan kon je opklimmen in de hierarchie door allerlei proeven af te leggen. Daar keeg je dan insignes voor. Seinen met vlaggen, knopen leggen, sjorren (ja, dat was dus constructies bouwen met palen en touwen), ehbo, tumbelen (een vorm van turnen), morse-seinen, sterrebeelden herkennen aan de hemel, de hoogte van een toren berekenen met behulp van een stok van 1 meter: you name it en er was wel een examen voor.
Ik was natuurlijk ijverig en haalde het ene insigne na het andere.
Toen ging de hopman weg, dat vonden we allemaal jammer want het was een charismatische man, hij leek wat op Charlton Heston. Ook zo groot. En hij trouwde met, hoe kan het anders, de akela.
Maar goed, er moest een nieuwe hopman komen en die werd na enig zoeken gevonden. Meneer Sparidans wilde het wel doen. Ik kende hem vaag, de vader van een vriendje uit de buys ballotstraat (?). Mijn achting voor hem steeg tot ongekende hoogte, want al na twee weken kwam hij in volledig uniform - had hij dus al die examens en proeven in twee weken tijd afgelegd - meende ik in mijn naiviteit.
Dat je zo'n uniform gewoon aanschafte (in de scoutingwinkel aan het Wilhelminapark), dat hij dus blijkbaar twee weken had moeten wachten tot het klaar was en dat hij helemaal geen examens had afgelegd omdat iedereen al lang blij was dat ze iemand gevonden hadden om dat baantje te doen, daar voorzag mijn wereldbeeld niet in.