zaterdag 29 januari 2011

79. Lang zal ie leven, lang zal ie leven...

Ja, mijn examenfeest was dikke pret, zie vorige aflevering, maar de verjaardagsfeestjes thuis in onze vroege kinderjaren waren ook leuk want ons moeder deed echt haar best en wij vierden dus, en dat was in die tijd een uitzondering, echte kinderfeestjes. Dat je vier of vijf vriendjes vroeg en dat er ook wat neefjes en nichtjes kwamen en dat je samen spelletjes deed, onder leiding van ons mam.
Eerst was het natuurlijk ontvangst en feliciteren (ik herinner me geen cadeautjes van vriendjes, dat was niet de gewoonte denk ik) en 'Lang zal ie leven' zingen en taart eten en limonade drinken (Exota, priklimonade met beugeldoppen uit Dongen) - en dan de spelletjes. Ik herinner me de sleuteldans. We gingen dan met z'n allen aan de tafel zitten, die was gedekt met een feesttafelkleed: hagelwit en met lang overhangende randen. Er was een seterk touw voor nodig dat door het oog van een sleutel werd gehaald. Met twee knopen in het touw werd de sleutel op een bepaalde plaats gefixeerd en het touw werd in een cirkel geknoopt die net om de tafelpoten paste maar dus onder de overstekende rand van de tafel bleef, verborgen onder het tafelkleed (veel woorden nodig om iets simpels uit te leggen). Iedereen pakte met twee handen het touw vast en we begonnen te zingen (deed er niet toe wat) en tegelijkertijd 'gaven we het touw door' naar rechts, door steeds met je handen naar links te pakken, eerst met je linkerhand tegen de rechterhand van je buurman aan, dan met je rechterhand tegen je linkerhand aan. Of nét niet er tegenaan: als je de sleutel had. Als ons moeder 'stop' zei, stopten we en werd onder luid gejoel het touw boven de tafel gehouden door allemaal tegelijk. Wie dan de sleutel tussen zijn handen had was af. Hilarisch.

Ps Ik vraag me af of iemand die het spel niet kent, zich een juist beeld kan vormen op basis van mijn beschrijving.

zaterdag 22 januari 2011

78. Geslaagd & stoned!

Toen ik mijn HBS-diploma haalde (1971) gaf ik natuurlijk een feest en bij die gelegenheid kwamen twee werelden vermakelijk bij elkaar, want er was niemand uit mijn oude buurt (we waren inmiddels verhuisd naar de Tobias Asserlaan), maar er waren wél wat ooms en tantes en verder was het hartstikke druk met mensen die hoorden bij de 'sien' in Tilburg: langharig werkschuw tuig zeg maar.
Ons pap en ons mam waren erg trots op mijn diploma en vastbesloten om het feest op mijn manier te vieren, dus iedereen was welkom en al snel werd er geblowd, gewoon in onze keurige huiskamer waar ooms en tantes netjes op stoelen zaten en daar tussendoor wat langharig of half-langharig volk op de grond, met pijnlijk gekruiste knieen en een joint. Dat waren fraaie tafereeltjes en de familie keek z'n ogen uit. 'Rook jij nu haschisch?', hoorde ik een tante aan Frans Daams (één en al baard en haar) vragen.
'Ja, mevrouw', antwoordde Frans beleefd. 'Ik ben nu onder de invloed van haschisch.'
Het feest was een daverend succes en werd 's morgens om een uur of acht goed samengevat door een korte dialoog van pa en ma.
Ons pap: 'Verroest mam, ze zijn al weer op.'
Ons mam: 'Nee Piet, ze zijn nóg op.'
Dat klopte, we waren net terug uit het Wandelbos waar Norbert in een vijver was gevallen en nu angstig kwekte over de ziekte van Lyme. Mijn jongste zus die wél geslapen had omdat ze moest gaan werken, liep een beetje panisch in haar roze baby-doll door het huis en trok belangstelling: 'Het lijkt hier wel een communiefeestje.'
Én gelachen dat we hebben.

zaterdag 15 januari 2011

77. Snotjongens op de Karl Marx-Universiteit

De jaren '60 braken in Tilburg spectaculair door met de bezetting van de Katholieke Hogeschool - Karl Marx-universiteit heette die opeens en zo werd het ene geloof moeiteloos ingeruild voor het andere. En het ongelooflijke gebeurde - maar om dat te duiden moet ik wat verder terug in de tijd.
Onze pa had een bromfiets. Een auto was een imponerend bezit dat voor veruit de meesten onbereikbaar was, maar onze ome Toon rééd wel in een auto. Hij was privé-chauffeur van een wolfabrikant (Hilvarenbeekseweg, het witte huis dat sinds lang afgebroken is, waar nu het elisabethziekenhuis staat) en toen die failliet ging werd hij taxi-chauffeur.
Dat concept ontging mij, ik snapte gewoon niet hoe dat zat, een taxi, maar ik mocht wel eens meerijden in die grote, zwarte Mercedes, ik was tenslotte zijn petekind.
Toen werd de hogeschool bezet en kwam de minster van onderwijs (Veringa?) naar Tilburg - met de trein. Hij pakte op het station de taxi naar de Karl Marx-Universiteit en wij zagen de minister commentaar geven op het journaal van 8 uur. Wat zei hij?
'Nou, ik was wel nieuwsgierig naar wat de gewone Tilburgse mensen van die bezetting vonden dus ik heb het maar eens aan de taxi-chauffeur gevraagd en die zei het zijn verwende snotjongens ze moesten allemaal een trap onder hun achterste krijgen, nu kunnen ze studeren en dan gaan ze rotzooi trappen.'
En die taxi-chauffeur, jawel, dat was ome Toon. Het gonsde in de hele familie dat de minister ome Toon geciteerd had. En correct ook, volgens Toon: Dè is pursies wè'k gezegd heb.'

zaterdag 8 januari 2011

76. 'ver brengen'

Tot en met mijn twaalfde was de buurt mijn wereld. De gang naar de HBS brak daarop in (ik brak uit), maar de eerste jaren toch slechts gedeeltelijk. De buurt bleef een grote rol spelen want op de HBS kreeg ik geen vrienden - dat was toch echt een ander milieu en daar wilde ik mij niet in mengen- of ik durfde het niet, kan ook.
Dertien, veertien jaar: verkennerij en rondhangen in de Trouwlaan, bij de automatiek van D'n Buik. Ook de jaren '60 gingen een rol spelen en dat zorgde (zie ik nu) voor verwarring: net op het moment dat ik stappen zette weg uit het arbeidersmilieu, net op het moment dat er sprake was van sociale stijging richting burgerij, nét op dat moment werd dat allemaal verdacht. 'Burgerij' werd 'establishment' en daar wilde je niet bijhoren.
Voor ons pap en ons mam moet dat een hard gelag geweest zijn, dat ik ging trappen tegen wat zij als het belofde land zagen, dat ik mij afzette tegen datgene wat zij hoopten dat ik zou bereiken, met mijn goed stel hersens: 'doorleren', 'het ver brengen' , 'een baan een huis een auto en een kind', zoals Boudewijn de Groot zong.
Jaren later liet ik mijn haren groeien en werd ik (op straat, in de trein) soms aangezien voor Boudewijn.