woensdag 28 juli 2010

50. 'Dat hoort niet'

De jaren 50 waren ook de jaren van logeren. De familie van onze pa uit Haarlem kwam vaak deze kant op. En wij gingen die kant op voor vakantie (daarover later meer). Die logeerpartijen gingen soms gepaard met hindernissen, want waar moest iedereen slapen? Zo kwam neef Han een paar dagen op bezoek met zijn verloofde Wil. (Van Haarlem naar Tilburg dat was een hele reis, dat deed je niet voor één dag op en neer.)
Tja. Wij, de kinderen, wisten natuurlijk meteen hoe dat moest met slapen: die konden toch mooi in het tweepersoonsbed van mijn zussen! Dat was toch ideaal?
Waarschijnlijk vonden Han en Wil dat ook, maar zo ging het natuurlijk niet gebeuren. En het probleem voor ons pap en smam was: hoe leg je dat uit?
De simpele oplossing was: niet. Je legt niks uit maar je roept gewoon de toverformule te hulp die luidt: dat hoort niet.
Die formule smoorde alle discussies in de Trompstraat in de kiem, want wij wisten allemaal: je deed zoals het hoorde.
Maar waarom hoorde dat niet? Zo ver vroegen wij niet door ('Het hoort niet en verder wil ik er niets meer over horen.'), thuis. Op school wel, vertelde de non die les gaf aan ons Anneke tegen mijn moeder: 'Ja, ik kreeg die vraag dwars door de klas, er komt bij ons een verloofd stel op bezoek en die mogen niet bij elkaar in één bed slapen van ons pap en ons mam. Snapt u dat nou?'
'Ach', had de non gezegd, 'Dat hoort nu eenmaal niet.'
'Waarom niet?'
'Dat mag pas als je getrouwd bent.'
Het raadsel was hiermee niet opgelost maar het was wel een stapje verder. Het had dus met trouwen te maken.
Waar Han en Wil geslapen hebben weet ik niet meer.