zaterdag 26 maart 2011

87. Pater Eymar in actie

Paters-capucijnen bestierden de parochie van de Trouwlaan, zo lang als ik me kan herinnneren. Chrysostomus als pastoor, een sympathieke, bedaarde man die buitengewoon goed op kon schieten met ons moeder. De oude pater Victorianus, ik heb hem al eerder in een stukje vernoemd. Wilde baard & wilde haren. Wel tonsuur natuurlijk, maar in de winter: sokken!
En een tijd lang was pater Eymard lid van het kwartet dat de pastorie bewoonde. Geen idee hoe je die naam schrijft, overigens.
Eymar was rossig: rossige haren, rossig baardje. En hij was groot, echt groot, misschien wel twee meter (hoewel je voorzichtig moet zijn met afmetingen van dingen en mensen die je je uit je jeugd herinnert.)
Toch was hij groot en dat kwam een keer goed van pas. Want apter Victorianus stond 's avonds vóór de pastorie, in de late avondzon als het ware, wat na te praten met een non, toen een dronkelap langs kwam lopen. Die nodig moest plassen en dat stante pede deed voor het front van de zuster en de pater, met zijn lul naar hen toegekeerd. Victorianus zei er wat van: dat dat toch geen pas gaf (ik heb dit verhaal van ons moeder en ik hoor haar dat zinnetje nog zeggen: 'die zéé er wè van, dè dè toch gin páás gaf.'). En toen greep de dronkenlap Victorianus beet om hem in het rond te smijten.
Maar de non hield haar hoofd koel en snelde de pastorie in om pater Eymard te halen. Die kwam en daarmee was het pleit beslecht, tegen zoveel pater kon de dronkenlap niet op.