De priester had meer werk met aankleden en het kwam ook preciezer, hij moest er allerlei gebeden bij zeggen en bezweringen mompelen en kruizen slaan enzo. Het ging ook volgens een voorgeschreven volorde, daar viel niet aan te tornen (Ja, als misdienaar kon je natuurlijk ook niet eerst je superplie aantrekken en daarna je toog, maar dat was praktisch. Bij de priester was het ritueel.) Zo was er bijvoorbeeld een kledingstuk dat hij moest kussen vóór hij het om zijn nek sloeg. Een stola was dat, een soort sjaal zeg maar, maar dan heilig.
Het eindigde natuurlijk met het kazuifel, dat hing terzijde over een houten standaard (Zeg niet 'kapstok', dat is niet eerbiedig.) De andere kledingstukken (verkleedspullen) lagen precies in de goede volgorde uitgespreid over een hoge tafel. Het was het werk van de koster om te zorgen dat alles daar klaar lag, opengevouwen, zodat de priester niet afgeleid werd uit zijn plechtige state of mind door al te praktische details.
Priester klaar? Ja Heer! Hij monsterde de wachtende misdienaars met strenge blik, trok soms nog wat aan een scheefzittende superplie, en gaf vervolgens het teken: vooruit met de geit. In optocht marcheerden we de sacristie uit, het priesterkoor op: misdienaar 1, misdienaar 2, priester in vol ornaat. Bij het betreden van het priesterkoor gaf misdienaar 1 een flinke ruk aan het koord van de bel die daar hing - BENG - en daarmee was de Heilige Mis begonnen. Het eerste gebed was het Confiteor! Confiteor Deo omnipotenti...etc etc.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten